Adjectifs-Adverbes herhalingsles + kennistest

• Frans
• Middelbare school
• vmbo lwoo, mavo
• Leerjaar 2

www.wezoozacademy.be

Wat weet je nog over l'adjectif
(bijvoeglijk naamwoord)
in het Frans?

De bijvoeglijk naamwoorden komen in het Frans..

1. Altijd voor het zelfstandig naamwoord
2. Altijd achter het zelfstandig naamwoord
3. Soms voor het zelfstandig naamwoord, soms erachter.
4. Soms voor het zelfstandig naamwoord, maar meestal erachter

Belangrijk:

1. De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

2. De vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Sleep de vormen in de juiste kolom

Mannelijk enkelvoud

Vrouwelijk enkelvoud

Mannelijk meervoud

Vrouwelijk meervoud

content

sportive

grands

petites

beaux

nouvelles

bleu

positifs

De vormen verschillen dus voor mannelijk/vrouwelijk/ev/mv

Principe : voor vrouwelijk + e en voor meervoud + s (en dus vrl. mv + es)

Let op : soms vorm je de vrouwelijke vorm op een andere manier: 

- eau > -elle (beau > belle)

-if > -ive (positif > positive)

-eux > -euse (heureux > heureuse)

-e = -e (rouge = rouge)

-er > -ère (cher > chère, premier > première)

Je vormt een bijwoord door:

1. het bijvoeglijk naamwoord vrouwelijk te maken : 

sérieux > sérieuse

difficile = difficile 

2. vervolgens +ment achter te zetten :

sérieusement

difficilement

Let op, er zijn uitzonderingen:

bon → bien

(meilleur → mieux)

mauvais → mal

rapide → vite/ rapidement

long → longtemps

(gentil → gentiment)

vrai → vraiment

Een bijvoeglijk naamwoord staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord: une fille heureuse

Een bijwoord staat in de buurt van een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of ander bijwoord:

il marche rapidement

il chante vraiment bien (vraiment bij "chante" en bien bij "vraiment")

Wat is het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord?

Vul de juiste vorm van het woord tussen (..) in.
1. J'ai un ____ chat (beau)

2. Elle parle ____ (lent)

3. Messi joue ____ (goed)

4. Il est un ________ joueur (bon)

5. Les filles font le travail ________ (sérieux).

6. Le prof parle ________ aux élèves.(poli)

Exercices

1. En plus, p. 222-224
2. Scoodle; D3 ER2; Aan de slag !
3. https://francais.lingolia.com/fr/grammaire/les-adverbes/exercices