Spelling Paragraaf 7 Tussenklank in samenstellingen - tussenletters S E EN

Taalverzorging Spelling - samenstellingen
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taalverzorging Spelling - samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je leert over tussenletters in samenstellingen.

Slide 2 - Tekstslide

samenstellingen
Zoals het woord samenstelling al zegt, is een samenstelling een woord dat is samengesteld uit twee of meer losse woorden.
Om de woorden niet meer als twee aparte woorden te lezen, schrijven we ze dan ook aan elkaar.

Slide 3 - Tekstslide

Bedenk 2 samenstellingen

Slide 4 - Open vraag

Samenstelling zonder tussenletter
Veel samengestelde woorden schrijf je aan elkaar, zonder een tussenletter. 
Vb. tafelblad, tekenboek, lesboek, videocamera, fietsband

Slide 5 - Tekstslide

Samenstelling met tussenletter
Diverse samenstellingen kennen echter wel een tussenletter.
De tussenletters zijn dan:
-en-
-e-
-s-

Slide 6 - Tekstslide

Tussenletter 'en' in een samenstelling
Als het eerste deel van de samenstelling een meervoud op -en heeft, dan schrijf je dat ook in de samenstelling.

Vb.:
beukennootje
fietsenstalling

Slide 7 - Tekstslide

Tussenletter 's' in een samenstelling
In de meeste gevallen kun je horen of er een –s bijkomt. 
Als je het niet kunt horen, zoals bij bijvoorbeeld stationschef, vervang je het tweede deel door een ander woord. 
Bijvoorbeeld: stationschef, stationshal. 
Je hoort nu dat er een –s tussen moet.


Slide 8 - Tekstslide

Tussenletter 'e' in samenstellingen
Je schrijft een tussenletter 'e' wanneer het eerste deel een zelfstandig naamwoord is met een meervoud op -en én -s voorkomt. Dus: 
groentesoep, want groentes en groenten.
ruimtegebrek, want ruimtes en ruimten.
secondewijzer, want secondes en seconden.

Slide 9 - Tekstslide

Tussenletter 'e' in samenstellingen
Als het eerste deel de enige in z'n soort is: zon, koningin, maan... schrijf je in de samenstelling ook -e-
Dus: maneschijn, zonnescherm, Koninginnedag, Onze-Lieve-Vrouwekerk 

Slide 10 - Tekstslide

Tussenletter 'e' in samenstellingen
Als het eerste deel van de samenstelling geen meervoud heeft: tarwe, rogge, rijst

Dus: tarwebrood, roggebrood, rijstepap, erezaak, eremedaille 

Slide 11 - Tekstslide

Tussenletter 'e' in samenstellingen
Als het eerste deel een bijvoeglijk naamwoord is. schrijf je ook de tussenletter -e-
(rode, platte, hoge)
Dus: rodekool, platteland, hogeschool;


Slide 12 - Tekstslide

Let op (kijk naar de bedoeling)
Als je de school (het gebouw) hoog is, is het 'de hoge school'.
Als het om de school gaat op het hoge niveau, is het 'de hogeschool'. 
Als het land plat is, is het het 'platte land'. 
Als het om het gebied van land gaat, is het 'het platteland'. 

Slide 13 - Tekstslide

Tussenletter 'e' in samenstellingen
Als het eerste deel een werkwoord: is, krijg het ook een tussenletter -e-
Vb.: huilebalk, knorrepot, spinnewiel;
(want het gaat hier om de werkwoorden huilen, knorren, spinnen)

Slide 14 - Tekstslide

Tussenletter 'e' in samenstellingen
Als het eerste deel een versterkend woord ter uitdrukking geeft, schrijf je ook een tussenletter -e-

Vb. beregoed, reuzeplan, beresterk



Slide 15 - Tekstslide

Tussenletter 'e' in samenstellingen
Als het eerste deel van de samenstelling geen samenstelling, maar een versteende uitdrukking, schrijf je ook een tussenletter -e-
Vb. bullebak, duimelot, apekool, schattebout, madelief, spillepoot, zinnebeeld, het regent pijpestelen

Slide 16 - Tekstslide

Let op
Woorden met een voorvoegsel of achtervoegsel zijn geen samengestelde woorden!

Slide 17 - Tekstslide

Samenvatting van de regels
Je kunt in het lesboek ook een samenvatting van de regels over samenstellingen vinden. 
blz. 199

Slide 18 - Tekstslide

Even oefenen
- samenstellingen van 2 of meer woorden
- samenstellingen met tussenletters -en-
- samenstellingen met tussenletter -e-
- samenstellingen met tussenletter -s-

Slide 19 - Tekstslide

Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel van de samenstelling geen zelfstandig naamwoord is.
Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel van de samenstelling geen meervoud heeft.
Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel van de samenstelling de betekenis van het tweede deel versterkt.
Je schrijft een tussenletter -e- als het woord niet (meer) herkenbaar is als een samenstelling en een uitdrukking vormt.
beresterk
platteland
pierewaaien
tarwebrood
stekeblind
karnemelk
bruidegom
melkglas

Slide 20 - Sleepvraag

Maak kloppende samenstellingen.
Reis
Stapel
Logeer
Foto
Boeken
Laptop
koffer
bed
kamer
lijst
kast
hoes

Slide 21 - Sleepvraag

Samenstelling
Voorvoegsel / achtervoegsel
Emotieloos
antivries
diskwalificatie
donkergroen
kennismaken
ledlamp
adembenemend
rugzak

Slide 22 - Sleepvraag

Maak goede samenstellingen.
vet
garage
geweld
taak

straf

pleger

houder 

arm

Slide 23 - Sleepvraag

Maak passende samenstellingen. 
academie
geheugen
zeggend
inkomen
hotel
minimum 
kortetermijn
politie
viersterren
niets

Slide 24 - Sleepvraag

Sleep het woord / de woorden die een samenstelling zijn naar dit veld.
bewerken
bewerking
werkbaar
werkdruk
werkloos
werkster

Slide 25 - Sleepvraag

Sleep het woord / de woorden die een samenstelling zijn naar dit veld.
beloopbaar
loopplank
loper
ontlopen
oploop
verlopen

Slide 26 - Sleepvraag

Het eerste deel van de samenstelling is geen ZN 
Het eerste deel van de samenstelling is uniek
Het eerste deel van de samenstelling heeft ook een meervoud op -S
Het eerste deel van de samenstelling heeft geen meervoud
Het geheel is een BN en het 1e deel versterkt het 2e deel
jongeman 
zonnebank
keuzestress
rijstepap 
beregoed 

Slide 27 - Sleepvraag

Welke woorden zijn een samenstellling?
Samenstelling
Handzeep
betaling
kortingscode
boekenkast
haalbaar
slaperig

Slide 28 - Sleepvraag

Maak samenstellingen
fruit
school
leerlingen
slag
automaat
raad
leiding
ader

Slide 29 - Sleepvraag

Wat is een samenstelling
A
weegschaal
B
loopt
C
school
D
het

Slide 30 - Quizvraag

Wat is geen samenstelling?
A
Voetbal
B
Gebak
C
speelplein
D
Handdoek

Slide 31 - Quizvraag

Wat is geen samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
apetrots

Slide 32 - Quizvraag

Wat is een samenstelling?
A
Aaibaar
B
Meisjesfiets
C
kapot
D
niks

Slide 33 - Quizvraag

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
tarwebrood
B
tarwenbrood

Slide 34 - Quizvraag

Tussenletter -s?
najaar...storm
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling geen tussenletter -en?
huilebalk
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 36 - Quizvraag

tussenletters:
beer + kuil
A
berenkuil
B
berekuil
C
beerkuil
D
beerkuilen

Slide 37 - Quizvraag

De tussenletter -en- gebruik je als ..
A
het eerste woord over iets gaat waar er maar één van is.
B
het eerste woord een versterkende betekenis heeft.
C
het eerste woord een meervoud op -en én op -s heeft.
D
het eerste woord alleen een meervoud op -en heeft.

Slide 38 - Quizvraag

Wat is juist?

Tussenletters bij samenstellingen
A
zonnenscherm
B
zonnescherm

Slide 39 - Quizvraag

Tussenletter -s?
elektriciteit...centrale
A
Ja
B
Nee

Slide 40 - Quizvraag

Welke samenstelling schrijf je met een of meer tussenletters?
A
zang + stem
B
passagier + schip
C
toilet + bril
D
breedte + maat

Slide 41 - Quizvraag

Tussenletter -s?

spruitje...stamppot
A
Ja
B
Nee

Slide 42 - Quizvraag

Tussenletter -s?
staat...schuld
A
Ja
B
Nee

Slide 43 - Quizvraag

Tussenletter -s?

najaar...storm
A
Ja
B
Nee

Slide 44 - Quizvraag

Tussenletter -s?
kaas...schaaf
A
Ja
B
Nee

Slide 45 - Quizvraag

Tussenletter -s?
gras...spriet
A
Ja
B
Nee

Slide 46 - Quizvraag

Examen oefenen

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Link

Slide 49 - Link

Slide 50 - Link

Leren voor het tentamen
- Je kan samenstellingen zonder tussenletters goed spellen.
- Je kan samenstellingen met tussenletters correct spellen. 

Slide 51 - Tekstslide

Einde H3 Taalverzorging 1 Spelling

Slide 52 - Tekstslide