In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Rusland was voor 1917 een .... samenleving
A
Industriële
B
Agrarische
C
Standen
D
Moderne
Slide 1 - Quizvraag
De grondlegger van het communisme is
A
Karl Marx
B
Vladimir Lenin
C
Jozef Stalin
D
Adolf Hitler
Slide 2 - Quizvraag
De laatste tsaar van Rusland
A
Karl Marx
B
Nicolaas II
C
Lenin
D
Stalin
Slide 3 - Quizvraag
Wat beloofde Lenin te doen voor Rusland?
A
Een einde te maken aan WOI
B
Veel industrie te vestigen in Rusland
C
Het bezit af te pakken van de rijken en eerlijk te verdelen onder iedereen
D
Alle joden uit Rusland weg te voeren
Slide 4 - Quizvraag
Hoe heten de aanhangers van Lenin?
Slide 5 - Open vraag
Wat is een verschil tussen de leer van Marx en de ideeën van Lenin?
Slide 6 - Open vraag
Wat is geen oorzaak voor de Russische Revolutie?
A
Bloedige Zondag
B
De Eerste Wereldoorlog
C
De oorlog met Japan
D
Hoge werkloosheid in Rusland
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel revoluties waren er in 1917?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 8 - Quizvraag
Tijdens welke revolutie pleegde Lenin een staatsgreep?
A
Februarirevolutie
B
Oktoberrevolutie
Slide 9 - Quizvraag
Nadat Lenin de macht greep, kwam er een burgeroorlog tussen de Roden en de Witten. Wie hoorden bij Lenin?
A
De Roden
B
De Witten
Slide 10 - Quizvraag
Wanneer werd de Sovjet-Unie gesticht?
A
1917
B
1919
C
1922
D
1924
Slide 11 - Quizvraag
De Sovjet-Unie werd onder Lenin een eenpartijstaat. Wat houdt dat in?
Slide 12 - Open vraag
Onder Lenin werden alle fabrieken, banken, bedrijven, etc. van de staat. Hoe noemen we dit?
Slide 13 - Open vraag
Na een tijdje moest Lenin hervormingen doorvoeren. Hoe werden die genoemd?
Slide 14 - Open vraag
Wat past niet bij Stalin?
A
Vijfjarenplannen
B
Planeconomie
C
Klassenstrijd
D
Collectivisatie
Slide 15 - Quizvraag
Stalin collectiviseerde alle boerderijen samen tot 1 groot bedrijf. Hoe heette dit?
Slide 16 - Open vraag
Waar kwamen tegenstanders van Stalin terecht?
Slide 17 - Open vraag
Wat is een totalitaire ideologie?
A
een ideologie die door de overheid/regerende partijen totaal opgelegd wordt aan de bevolking
B
Een ideologie die totaal bedacht is door één persoon
C
Een ideologie waarbij het communisme centraal staat
D
Een ideologie waarbij iedereen gelijk is
Slide 18 - Quizvraag
Bij welke aspecten van een totalitaire staat past deze bron?
A
Vijfjarenplannen en collectivisatie
B
Censuur en terreur
C
Propaganda en terreur
D
Massaorganisaties en censuur
Slide 19 - Quizvraag
Welke gegevens passen bij de februarirevolutie en welke passen bij de oktoberrevolutie?
Februarirevolutie
Oktoberrevolutie
Staatsgreep door de Bolsjewieken
Tsaar Nicolaas II afgezet
Communisme ingevoerd
Doema (regering) neemt macht over
Lenin neemt macht over
Bestuur sluit vrede van Brest-Litvosk
Slide 20 - Sleepvraag
Hoe verloopt het ontstaan van de Sovjet-Unie?
1.
2.
3.
4.
5.
Vrede van Brest-Litovsk
Oktober-revolutie
Tsaar Nicolaas II aan de macht
Februari-revolutie
Stalin aan de macht: maakt totalitaire staat Sovjet-Unie
Slide 21 - Sleepvraag
Wat hoort NIET bij de planeconomie van Stalin?
A
vijfjarenplan
B
NEP
C
collectivisatie van de landbouw
D
industrialisatie
Slide 22 - Quizvraag
Waarom was de collectivisatie geen succes (meerdere opties)
A
Boer werd arbeider
B
Alle opbrengst naar de staat
C
Vee wordt afgeslacht in plaats van afgestaan
D
Boeren moeten uit eigen dorp weg
Slide 23 - Quizvraag
hoe heet de periode waarin Stalin hardhandig afrekende met zijn (vermeende) tegenstanders?
A
De Russische Revolutie
B
De Moskou episode
C
de Grote Terreur
D
de NKVD
Slide 24 - Quizvraag
Door Stalin waren er miljoenen Russen omgekomen tijdens de Tweede Wereldoorlog, tijdens hongersnoden en in werkkampen. Waarom is hij ondanks dat nog steeds populair?
A
De Russen zien hem als God
B
Hij was geliefd door de bevolking door collectivisatie
C
Hij bracht rust en stabiliteit volgens de Russen en ontwikkelde het land tot een groomacht
D
Stalin had een vriendelijk karakter
Slide 25 - Quizvraag
Stalin werd ook wel de 'Rode Tsaar' genoemd. Welke betekenis had deze naam?
A
Hij was het hoofd van het Rode leger.
B
Hij had veel communistische volgers
C
Hij regeerde Rusland (SU) als alleenheerser
D
Hij regeerde erg lang
Slide 26 - Quizvraag
Waarom tekende Stalin het molotov ribbentrop-pact?
A
Hij was bevriend met Hitler
B
Hij had tijd nodig om het leger op te bouwen
C
Stalin was bang voor Hitler
D
Stalin wilde samen met Hitler Europa veroveren
Slide 27 - Quizvraag
Welk land wordt onderling verdeeld door Hitler en Stalin?
A
Oostenrijk
B
Polen
C
Rusland
D
Tsjechoslowakije
Slide 28 - Quizvraag
Waarom is de slag om Stalingrad het keerpunt van de oorlog? Wat is fout?
A
Vanaf nu zijn ze bondgenoten met de VS en UK
B
Het Duitse leger leidt grote verliezen
C
Het Duitse leger loopt de kans op energiebronnen mis
D
Vanaf nu wordt Hitler verdreven uit Oost-Europa
Slide 29 - Quizvraag
Vraag 5: Welke uitspraak past bij Stalin over het verkrijgen van het Partijleiderschap?
A
Stalin werkte samen met de leden van de Communistische Partij waaronder Trotski
B
Stalin sloot Trotski buiten van Lenins begrafenis om hem in een kwaad daglicht te stellen.
C
Stalin wilde op een vreedzame manier aan de macht komen.
D
Stalin ruimde tegenstanders uit de weg om de machtigste man van de SU te worden
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
Welk begrip past het beste bij de bron?
A
Totalitaire Staat
B
Wereldrevolutie
C
Planeconomie
D
Koelakken
Slide 32 - Quizvraag
vraag 10: waarom was het voor Stalin belangrijk dat de eerste vijfjarenplannen een succes waren?
A
Hij wilde dat het land meer zou produceren
B
Hij wilde de industrie opbouwen
C
Hij wilde wapens produceren
D
Hij wilde dat het communisme beter leek dan het kapitalisme
Slide 33 - Quizvraag
Welke kenmerken van het stalinisme zijn te herkennen op het plaatje?
A
censuur en collectivisatie
B
collectivisatie en persoonsverheerlijking
C
persoonsverheerlijking en terreur
D
terreur en censuur
Slide 34 - Quizvraag
Stalin organiseerde showprocessen. Welke reden had hij daarvoor?
A
Zo liet hij zien dat hij beter was dan zijn voorganger, die mensen zonder proces in strafkampen liet opsluiten.
B
Dankzij de showprocessen werd duidelijk dat de planeconomie goed werkte.
C
Dankzij de showprocessen leek het alsof er in de Sovjet-Unie een eerlijke rechtspraak was.
D
Door de showprocessen werd Stalin steeds populairder, ook bij zijn tegenstanders.