2BK Week 21 Lesson 2 (Unit 3.5 Speaking/plurals)

Week 21: lesson 2
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Week 21: lesson 2

Slide 1 - Tekstslide

Homework

You needed to finish exercise A to D
(Boek: ex. 46-50/p.131-133) of Unit 3 Lesson 4 Speaking today

Slide 2 - Tekstslide


Last lesson

You can practice your speaking skills


This lesson

You can practice your speaking skills

Taaldoel: 

Wat betekent "plurals"?

Lesson goals

Slide 3 - Tekstslide

 Lesdoel behaald? Check it!
1. Je kunt vragen over jezelf en anderen beantwoorden
2. Je kent de woorden van les 4 (Words Lesson 4)
3. Je kan Engelse woorden in het meervoud (plural) zetten.
4.  Je kent de persoonlijke voornaamwoorden (pronouns) in het Engels en kan deze gebruiken in correcte Engelse zinnen.

Slide 4 - Tekstslide

Lesson plan

1.  Plurals
2.  Unit 3 Lesson 4 Speaking 
3. Did we achieve our lesson goals?

Slide 5 - Tekstslide

Hoe zet je het woord "question" in het meervoud?
A
question
B
questions
C
questionnen
D
questioned

Slide 6 - Quizvraag

Hoe zet je het woord "book" in het meervoud?
A
book
B
booked
C
booken
D
books

Slide 7 - Quizvraag

Standaardregel
Om een woord in het meervoud te zetten, zet je er  -s achter.

Bijvoorbeeld:
books, pens, eyes,chairs

Slide 8 - Tekstslide

Hoe zet je het woord "story" in het meervoud?
A
storys
B
storyes
C
stories
D
storyen

Slide 9 - Quizvraag

Hoe zet je het woord "scarf" in het meervoud?
A
scarfs
B
scarfes
C
scarfen
D
scarves

Slide 10 - Quizvraag

Uitzonderingen
Soms veranderd de spelling van een woord

Bijvoorbeeld:
scarf>scarves
story>stories
man>men
foot>feet

Slide 11 - Tekstslide

Was dit moeilijk?
Ga naar Checkbook 3.10 Grammar 5/Boek p.162:

Hier vind je alle regels over meervouden. 



Slide 12 - Tekstslide

 Lesdoel behaald? Check it!
1. Je kunt vragen over jezelf en anderen beantwoorden
2. Je kent de woorden van les 4 (Words Lesson 4)
3. Je kan Engelse woorden in het meervoud (plural) zetten.
4.  Je kent de persoonlijke voornaamwoorden (pronouns) in het Engels en kan deze gebruiken in correcte Engelse zinnen.

Slide 13 - Tekstslide

Unit 3 Lesson 4 Speaking
Make exercise E to I
(Boek: ex.51-57/p.134-138)

You have 15 minutes & 
you work alone


timer
15:00
Finished early?
Study Checkbook 3.10 words (p.164)

Slide 14 - Tekstslide

Check your answers & correct! 
I will show the correct answers to you now.
Correct everything, so your score is 100% and there is no more RED left!

You have 5 minutes & 
you work alone


timer
5:00
Finished early?
Study Checkbook 3.10 words (p.164)

Slide 15 - Tekstslide

Lesson goals:

You can practice your speaking skills

Taaldoel:


Wat betekent "plurals"?




Homework :

- Finish exercise E to I
(Boek: ex.51-57/p.134-138) of Unit 3 Lesson 4 Speaking



Slide 16 - Tekstslide

 Lesdoel behaald? Check it!
1. Je kunt vragen over jezelf en anderen beantwoorden
2. Je kent de woorden van les 4 (Words Lesson 4)
3. Je kan Engelse woorden in het meervoud (plural) zetten.
4.  Je kent de persoonlijke voornaamwoorden (pronouns) in het Engels en kan deze gebruiken in correcte Engelse zinnen.

Slide 17 - Tekstslide

Time left? Let's play Kahoot

 Enter the game PIN that I will show you now


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide