Profieldeel 3: beginsituatie les 2

1 / 12
volgende
Slide 1: Video
L&L theorieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Profieldeel 3
Beginsituatie les 2

Slide 2 - Tekstslide




De medewerker sport en recreatie gebruikt verschillende uitdrukkingsvaardigheden bij het begeleiden van activiteiten.    

Slide 3 - Tekstslide

 1. Uiterlijk en kleding
2. Taalgebruik
3. Stemgebruik
4. Lichaamstaal en gezichtsuitdrukking
5. Oogcontact     

a. Welke uitdrukkingsvaardigheden gebruik jij het meest? Waarom?
 
b. Geef bij elke uitdrukkingsvaardigheid met een voorbeeld aan hoe je deze gebruikt.

Slide 4 - Tekstslide

Bij ‘houding’ is letterlijk je houding belangrijk.
Je houding is zeer bepalend bij het begeleiden van sporters of gasten.
Waarom is dit zo belangrijk?

Slide 5 - Open vraag

Uiterlijk en kleding
Je kleding moet passen bij de activiteit die je begeleidt.

Uiteraard zorg je er ook voor dat je er verzorgd uitziet.
Je bent tenslotte een voorbeeld voor je sporters of gasten.

Tips!
1. Stem je kleding af op de activiteit die je geeft.
2. Zorg dat je er verzorgd uitziet.
3. Draag de kleding van je opleiding of het bedrijf waar je werkt.
     Zo ben je herkenbaar en altijd passend gekleed.

Slide 6 - Tekstslide

Taalgebruik
- Pas je taalgebruik aan de sporters of gasten aan die je begeleidt.
- Gebruik niet te veel moeilijke woorden en gebruik woorden die bij de activiteit passen.
- Spreek geen straattaal, in ieder geval zo weinig mogelijk.
- Praat ook niet te veel.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe bereik je met je stem de groep?

Slide 8 - Woordweb

Stemgebruik
- Houd het boeiend door je stem afwisselend te gebruiken. 
- Praat een keer hard, maar schreeuw niet.
- Praat een keer zacht en wissel snel en langzaam praten af.

Zo houd je de aandacht van je sporters of gasten vast.

Slide 9 - Tekstslide

Lichaamstaal


Waarom is het belangrijk dat je lichaamstaal klopt met de boodschap die je brengt?

Slide 10 - Tekstslide

Waarom is het goed om oogcontact te maken?

Slide 11 - Open vraag

Oogcontact
Je geeft een aanwijzing. Terwijl je dit doet, heb je oogcontact.

1. Je kijkt of je boodschap overkomt.
2. Je ziet dat je sporter of gast je aanwijzing heeft gehoord, hij knikt ja.
3. Als dit niet het geval is, kun je direct corrigeren.

Slide 12 - Tekstslide