Lesson 42

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Today’s lesson 
  • Grammar unit 7: explanation 
  • Past simple: to be 
  • Past simple regular verbs 
  • Time to do homework: 7 grammar exercises 

Slide 2 - Tekstslide

Today’s lesson 

Slide 3 - Tekstslide

Past Simple

Slide 4 - Tekstslide

Past simple
  • What does past mean?
  • Verleden 
  • Past simple
  • Verleden tijd
  • Iets wat in het verleden is gebeurt en nu is afgelopen

Slide 5 - Tekstslide

verleden tijd van  'to be '
-

Slide 6 - Tekstslide

Past simple - to be 
  • What does to be mean? 
  • -> zijn 
  • Present simple to be -> I am, you are, he/she is
  • But now we’re learning:
  • Past simple to be -> I was, you were, he/she was

Slide 7 - Tekstslide

Past Simple of to be (2)
  • I - was
  • you - were
  • He/she/it - was
  • We/you/they - were

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoel: ik kan het werkwoord 'to be' in de verleden tijd gebruiken

Slide 9 - Tekstslide

let op het verschil: where = waar en were = waren ( verleden tijd van zijn)

Slide 10 - Tekstslide

I


He/She/It
You

We

They
was
Were

Slide 11 - Sleepvraag

She ... the best singer ever.
A
was
B
were

Slide 12 - Quizvraag

The boys ___ gaming.
A
was
B
were

Slide 13 - Quizvraag


You ... watching a movie last night.
A
was
B
were

Slide 14 - Quizvraag


The girl ... in her room the whole time.
A
was
B
were

Slide 15 - Quizvraag


The children .... very happy to meet him.
A
was
B
were

Slide 16 - Quizvraag

He ______ always very nice to me.

Slide 17 - Open vraag

We _________tired when we arrived

Slide 18 - Open vraag

It ________ cold yesterday

Slide 19 - Open vraag

They ________ on the bus when I called

Slide 20 - Open vraag

I, he, she, it
krijgt ...
A
was
B
were

Slide 21 - Quizvraag

you, we, they
krijgt ...
A
was
B
were

Slide 22 - Quizvraag

In de verleden tijd gebruik ik ... voor het werkwoord 'zijn' (to be)
A
am/are/is
B
was/were

Slide 23 - Quizvraag

Past simple 
  • Je gebruikt de Past Simple als je zeker weet dat iets in het verleden gebeurd is en nu afgelopen is.
  • Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten etc. die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn.

  • Je vormt de Past Simple door de stam van een werkwoord te pakken en daar –ed aan vast te plakken. De Past Simple van ‘to work’ is dus de stam (work) met –ed erachter                worked.

Slide 24 - Tekstslide

Example sentences 
  • I watched TV yesterday night. 
  • Isa texted her mother during class.
  • Milan played some games on his iPad.
  • Last year we travelled to Spain.



Slide 25 - Tekstslide

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • this morning

Slide 26 - Tekstslide

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked
it rains-> it raineded
they beg-> they begged

Slide 27 - Tekstslide

 RWW Spelling
  • Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter: 
  • I live - I lived
  • you move - you moved
  • In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat: 
  • I drop - I dropped
  • they plan - they planned

Slide 28 - Tekstslide

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:
I carry- I carried
you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:
I play - I played

Slide 29 - Tekstslide

Past Simple - Vraag/Ontkenning

Vraagzinnen
Did + hele ww (1e kolom):
Did you walk to school yesterday?

Ontkennende zinnen
Didn't + hele www (1e kolom):
You didn't walk to school yesterday.

Slide 30 - Tekstslide

What now? 
Do the homework in ‘My English Lab’

Slide 31 - Tekstslide