Hoofdstuk 5 paragraaf 4 vermogen en energie

5.4 - Vermogen en energie
klas 2 nask
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.4 - Vermogen en energie
klas 2 nask

Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen
  • Je kunt de eenheden noemen bij de grootheden en andersom.
  • Je kunt rekenen met de formule om het vermogen, spanning of stroomsterkte te berekenen

Slide 2 - Tekstslide

lesplanning
  • Kort herhalen paragraaf 3 van hoofdstuk 5 elektriciteit door entree-opdracht en quizje
  • Korte uitleg over hoe je rekent met de formule P = U x I
  • Opdracht zelf rekenen met de formule 
  • Kort herhalen door enkele quizvragen
  • huiswerk maken opdracht 35 t/m 45 

Slide 3 - Tekstslide

Welke stroomkring is serie geschakeld?
A
Het linker plaatje
B
Het rechter plaatje

Slide 4 - Quizvraag

Eenheid van spanning is
A
Ampère
B
Watt
C
Volt
D
Ohm

Slide 5 - Quizvraag

Ampère is de eenheid voor
A
spanning
B
vermogen
C
stroomsterkte
D
weerstand

Slide 6 - Quizvraag

Serie of parallel schakeling?
A
Serie
B
Parallel

Slide 7 - Quizvraag

Als je meerdere spanningsbronnen in serie aansluit
A
Mag je de afzonderlijke spanningen optellen
B
Blijft de spanning gelijk

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent 'in serie schakelen'?
A
Onder elkaar zetten
B
Achter elkaar zetten
C
Op elkaar leggen

Slide 9 - Quizvraag

De spanning in een serie-schakeling
A
Is overal gelijk
B
Verdeelt zich

Slide 10 - Quizvraag

Serie of parallel schakeling?
A
Serie
B
Parallel

Slide 11 - Quizvraag

Wat weet je over de stroomsterkte in een serie schakeling
A
Deze is overal gelijk
B
Deze wordt verdeeld over de componenten

Slide 12 - Quizvraag

Als batterijen in serie worden geschakeld, dan
A
Neemt de capaciteit toe
B
Neemt de spanning af
C
Blijft de capaciteit hetzelfde
D
Blijft de spanning hetzelfde

Slide 13 - Quizvraag

Stap 1: Gevraagd
Stap 2: Gegevens
Stap 3: Formule
Stap 4: Berekening
Stap 5: Antwoord (+eenheid)
Berekening: gebruik deze stappen!

Slide 14 - Tekstslide

5.4 Vermogen en energie

Slide 15 - Tekstslide

Elektrisch vermogen berekenen

Slide 16 - Tekstslide

5.4 Vermogen en energie

Slide 17 - Tekstslide

Een elektrische kachel met een vermogen van 3500W staat 2,5 uur aan.
Bereken het energieverbruik van de kachel

Slide 18 - Open vraag

Een telefoon van 10W wordt iedere dag opgeladen.
Het opladen duurt 2 uur.
Wat kost dit als je de telefoon een heel jaar, iedere dag moet opladen. 1 kWh = € 0,25

Slide 19 - Open vraag

Bereken het vermogen
van het apparaat. Noteer de volledige berekening.

Slide 20 - Open vraag

Schrijf de formule op die je gebruikt om vermogen te berekenen. Begin je formule met "Vermogen ="

Slide 21 - Open vraag

Bereken het vermogen
van de lamp. Noteer de volledige berekening.

Slide 22 - Open vraag

Het vermogen van een wasmachine is ... dan het vermogen van een telefoon.
A
Kleiner
B
Ongeveer hetzelfde
C
Groter
D
Kan je niet weten

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het vermogen?
A
230 Volt
B
0,3 Ampere
C
9 Volt
D
6 Watt

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het vermogen?
A
12 Watt
B
0,3 Watt
C
0,083 Watt
D
3 Watt

Slide 25 - Quizvraag

Vermogen is een grootheid.
Wat is de eenheid voor vermogen?
A
Watt (W)
B
Volt (V)
C
Power (p)
D
Ampère (A)

Slide 26 - Quizvraag

Het symbool van vermogen is ........ en de eenheid van vermogen is......... .

A
P en W
B
U en V
C
I en A
D
P en mA

Slide 27 - Quizvraag

Wat heb je geleerd deze les?
Wat heb je geleerd deze les?

Slide 28 - Open vraag

lesdoelen
  • Je kunt de eenheden noemen bij de grootheden en andersom.
  • Je kunt rekenen met de formule om het vermogen, spanning of stroomsterkte te berekenen

Slide 29 - Tekstslide

Heb je de lesdoelen behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Vragen? Vul je vraag in. Geen vraag? Vul dan een x in.

Slide 31 - Open vraag

huiswerk
  • maken opdracht 35 t/m 45 

Slide 32 - Tekstslide

Elektrisch verbruik berekenen
  • Als je het vermogen weet van een apparaat of hebt berekend (vermogen = spanning x stroomsterkte), kun je ook gaan uitrekenen hoeveel geld het kost als je een apparaat een bepaalde tijd aan hebt staan.
  • E = U x I x t oftewel E = P x t
  • Het elektrische verbruik (E) meet je in kWh (kilowattuur). 
  • Kosten bereken je door het aantal kWh te vermenigvuldigen met de kosten per kWh (bijvoorbeeld 20 eurocent per kWh)

Slide 33 - Tekstslide

5.4 Vermogen en energie

Slide 34 - Tekstslide

Een elektrische kachel met een vermogen van 3500W staat 2,5 uur aan.
Bereken het energieverbruik van de kachel

Slide 35 - Open vraag

Een telefoon van 10W wordt iedere dag opgeladen.
Het opladen duurt 2 uur.
Wat kost dit als je de telefoon een heel jaar, iedere dag moet opladen. 1 kWh = € 0,25

Slide 36 - Open vraag