wonen in nederland H3 en H4 test ´sleep- en meerkeuzevragen'

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4-6

Brabantstad is een

1. stad
2. agglomeratie
3. stadsgewest
4. stedelijk gebied

wat is de juiste volgorde?

1. re-urbanisatie - suburbanisatie - urbanisatie
2. urbanisatie - suburbanisatie - re-urbanisatie
3. suburbanisatie - urbanisatie - re-urbanisatie
4. urbanisatie - re-urbanisatie - suburbanisatie

hee, een nieuw gezin met kinderen erbij! Nu haalt de school vast ... om open te kunnen blijven!

1. de reikwijdte
2. het draagvlak
3. de drempelwaarde
4. het verzorgingsgebied

wat ligt meestal het verste weg van het centrum van de centrale stad?

1. tuindorpen
2. vinexwijken
3. portiekflats
4. groeikernen

waar is relatief veel aaneengesloten openbaar groen?

1. tuindorp
2. gallerijflats
3. bloemkoolwijk
4. vinexwijk

Vogelaarwijken zijn wijken met ...

1. herstructurering
2. een grootstedelijk karakter
3. gentrification
4. grote sociaal-economische problemen

wat hoort niet bij een compacte stad?

1. groeikernen
2. vinexwijken
3. stedelijke vernieuwing
4. hoge bevolkingsdichtheid

wat voor buurt is dit?

1. suburbane buurt
2. tuinwijk
3. vinexwijk
4. hoogbouwbuurt

wat voor type woonwijk is dit?

1. tuindorp
2. vinexwijk
3. bloemkoolwijk
4. arbeidersbuurt

welk begrip is hier het meest van toepassing?

1. renovatie
2. herstructurering
3. stadsvernieuwing
4. creatieve stad

Welke van deze oorzaken is NIET één van de hoofdoorzaken dat leidde tot urganisatie tussen 1850 en 1950?

1. Mensen moeten dicht bij hun werk wonen (geen autobezit)
2. Mechanisering in de landbouw
3. Groeiende industrie in de steden
4. Familiebanden trekken mensen naar de stad toe

Via welke weg ging de overheid zicht bemoeien met de erbarmelijke woonomstandigheden van fabrieksarbeiders?

1. Wetten invoeren om hygiëne en verplichte vaccinaties
2. Investeren in ondergrondse infrastructuur
3. Het instellen van de Woningwet in 1901
4. Stimuleren van welgestelden om te suburbaniseren

Suburbanisatie was er voor de rijken (1850-1950). Op welke manier bleven ze verbonden met de stad?

1. Door de aanleg van autosnelwegen
2. Door de aanleg van spoorwegen
3. Door de aanleg van busverbindingen
4. Door de aanleg van fietspaden

Welke van deze argumenten hoort NIET bij de suburbanisatie na WO II?

1. De toename van individuele welvaart
2. Een sterke toename in het autobezit van de modale Nederlander
3. Selectieve migratie van jonge gezinnen uit de middenklasse
4. Een hogere vraag naar woningen in de binnenstad

Welke selectieve migratie vond er tijdens de suburbanisatieperiode plaats naar de grote steden?

1. Dat van ouderen
2. Dat van gezinnen met een modaal inkomen
3. Dat van jonge kapitaalkrachtigen (gentrification)
4. Dat van buitenlandse arbeidsmigranten

Waardoor werd de vraag naar woningen in de jaren '60 en '70 NIET versterkt?

1. Gezinsverdunning
2. Vergrijzing
3. Lage woningdichtheid
4. Huishoudensverdunning

Welke van deze steden was een groeikern van de centrale stad Utrecht?

1. Veenendaal
2. Amersfoort
3. Nieuwegein
4. Oudewater

Welke van deze termen past NIET bij re-urbanisatie van vooral hoge inkomens (selectieve migratie)?

1. Gebundelde deconcentratie
2. Vinex-wijken
3. Compacte stad beleid
4. Gentrification

Hoe wordt het beleid genoemd waarbij woonwijken in de stad worden vernieuwd om daarmee de leefbaarheid te verhogen?

1. Gebundelde deconcentratie
2. Compacte stad beleid
3. Gentrification
4. Stedelijke vernieuwing

Bij welke vorm van stadsvernieuwing wordt de functie van het gebied vaak veranderd?

1. Compacte stad beleid
2. Gentrification
3. Herstructurering
4. Sociale cohesie

Welke voorzieningen kunnen je koppelen aan de dinks en yuppen?

1. Yogastudios
2. Hippe barretjes
3. Grote supermarktketens
4. Gentrification

Welke van deze gebieden wordt aangeduid als Vinex-wijk?

1. Marsdijk
2. Peelo
3. Kloosterveen
4. Lariks

Welke van deze onderdelen van een buurtprofiel valt te scharen onder de bewonerskenmerken?

1. Huizenprijs (WOZ-waarde)
2. Laagbouw/Hoogbouw
3. Herkomst
4. Bouwperiode

Welke van deze onderdelen van een buurtprofiel valt te scharen onder de woningkenmerken?

1. Samenstelling van de huishoudens
2. Laagbouw/Hoogbouw
3. Herkomst
4. Aantal en groei

In welk deel van Utrecht zal de buurttevredenheid het hoogst zijn?

1. Binnenstad
2. Overvecht
3. Zuidwest (Kanaleneiland)
4. Zuid

Vandalisme door hangjeugd valt onder...

1. Objectieve veiligheid
2. Buurtveiligheid
3. Sociale veiligheid
4. Subjectieve veiligheid

Verhuizen naar de stad

Vertrekken uit de stad

Vervallen wijken opknappen

Gezinnen met jonge kinderen

Jonge mensen met een baan

Werkzoekenden of studenten

groeikernenbeleid

re-urbanisatie

stedelijke vernieuwing

suburbanisatie

urbanisatie

1850-1960

1960-1980

vanaf 1974

vanaf 1980

vanaf 1997

vergroten sociale cohesie

industrialisatie

selectieve migratie van hogere inkomensgroepen uit de stad

compacte stad 

herstructurering

verloedering van 19e eeuwse wijken

gentrification

aanleg Vinex-wijken

ontstaan van slaapsteden

sterke toename ruimtelijke segregatie (op stadsgewestelijk niveau)

sterke groei woon-werk verkeer

ontwikkeling creatieve stad 

de bouw van stationsbuurten