Noël et le Nouvel an

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke maand hoort bij Noël en welke hoort bij Le jour de l'An? (geef antwoord in het Frans!)

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Video

vocabulaire-1
Noël                    =  kerst                                la neige         =  de sneeuw
le renne             =  het rendier                   la lumière    =  het licht           le gui                 =  de maretak                   l'étoile            =  de ster      
les chansons  =   de liedjes                     le nouvel an=  nieuwjaar 
le sapin             =   de kerstboom            l'hiver             =  de winter
un arbre           =   een boom                    la bougie      =  de kaars








C’est pourquoi daarom
Sans zonder
Assez genoeg, tamelijk

les décorations
le sapin
la boule de Noël
les chansons de Noël
la neige






Slide 4 - Tekstslide

Schrijf drie Franse woorden op
die met kerst te maken hebben:

Slide 5 - Woordweb

Noël
feu d'artifice
gâteau
bon anniversaire!
le Saint-Sylvestre
sapin
souffler les bougies
rudolphe 
le renne
bonne année
boules, guirlandes, étoiles
champagne
naissance

Slide 6 - Sleepvraag

Op welke dag is het Noël in Frankrijk?
A
le vingt-quatre décembre
B
le vingt-six décembre
C
le vingt-cinq décembre
D
le vingt-trois décembre

Slide 7 - Quizvraag

Welke land heeft meer
'feu d'artifice' bij
la Saint-Sylvestre?
A
La Hollande/Les Pays-Bas
B
La France

Slide 8 - Quizvraag

Op welke dag wordt
in Frankrijk
Noël NIET gevierd?
A
le vingt-quatre décembre
B
le vingt-cinq décembre
C
le vingt-six décembre

Slide 9 - Quizvraag

Wie is 'le père Noël'?
A
de papa die Noël heet
B
de pastoor
C
het kindje Jezus
D
de kerstman

Slide 10 - Quizvraag

le foie gras
les huitres
Traditionele gerechten :

Slide 11 - Tekstslide

les escargots
le saumon fumé

Slide 12 - Tekstslide

la dinde 
le marron

Slide 13 - Tekstslide

vendeur de marrons

Slide 14 - Tekstslide

la dinde aux marrons

Slide 15 - Tekstslide

Escargots
Saumon fumé
Marrons
Dinde
Huitres
Champagne

Slide 16 - Sleepvraag

Dit is het vervoer
van de Kerstman
en de rendieren
trekken hem voort
A
le traîneau
B
la guirlande
C
l'étoile
D
la crèche

Slide 17 - Quizvraag

le 24 décembre: le Réveillon
Bûche de Noël

Slide 18 - Tekstslide

la bûche de Noël
Het is een eeuwenoude Franse traditie: bij kerstavond hoort een boomstammetje. Ooit een echt stuk hout dat langzaam moest opbranden in de haard om de familie van een goede oogst te verzekeren in het komende jaar. Hoe langer de boomstam bleef branden, hoe beter de volgende oogst zou uitpakken, zo was het bijgeloof. Later werd het een nagerecht dat de vorm van het blok hout imiteerde.

Bûche de Noël 2017 van het hotel Plaza-Athenée in Parijs (CC/Studio des Fleurs)

Slide 19 - Tekstslide

Welk seizoen is dit?
A
le printemps
B
l'été
C
l'automne
D
l'hiver

Slide 20 - Quizvraag

Wat is dit?
A
un lutin
B
une bougie
C
le gui
D
une guirlande

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Waarom wordt Parijs eigenlijk 'de lichtstad' genoemd?

Slide 23 - Open vraag

Wat valt er naar beneden?
A
la neige
B
le père Noël
C
le lutin
D
le renne

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

Wat is dan denk je:
'un bonhomme de neige'?

Slide 26 - Woordweb

Le bonhomme de neige

Slide 27 - Tekstslide


Op Saint-Sylvestre blijf je laat op en is er een diner met veel ..........
A
oliebollen
B
oesters
C
slakken
D
foie gras

Slide 28 - Quizvraag

Noem 5 voorwerpen/gerechten die je vandaag hebt geleerd!

Slide 29 - Woordweb


Comment dire 'fijne kerst' en français?
A
Joyeux Noël Joyeux Noël
B
Meilleurs voeux
C
Bonne Année
D
Bonnes fêtes

Slide 30 - Quizvraag

Exercice

Maak in tweetallen een collage in Canva/Word/PPT, etc. Gebruik plaatjes, Franse woorden en zinnen. 

Laat minimaal 4 verschillen zien tussen de Franse kersttradities en de Nederlandse kersttradities.

 
Formuleer daarbij 2 goede voornemens voor het nieuwe jaar
(1 school, 1 persoonlijk) in het Frans.

Slide 31 - Tekstslide

Klik hier : Quiz

Slide 32 - Tekstslide