Examentraining BBL alle thema's

Onderdelen plantencel
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Onderdelen plantencel

Slide 1 - Tekstslide

Verschillen op cel-niveau

Slide 2 - Tekstslide

Fotosynthese

Slide 3 - Tekstslide

transport in de plant

Slide 4 - Tekstslide

van de wortels, door de stengels, tot in de blaaderen lopen vaatbundels.  
-bastvaten (liggen aan de buitenkant van de stengel en vervoeren water met opgeloste suiker naar beneden)

- houtvaten ( vervoeren water met opgeloste mineralen omhoog)

Slide 5 - Tekstslide

Verbranding

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

3.1 Aanpassingen planten
  • Voorjaarsbloeiers: groeien eerder uit omdat er dan nog voldoende licht onder in het bos is. 
  • Klimplanten: ze groeien zo omhoog om voldoende licht te krijgen 
  •  Wortelrozetten: om zichzelf van genoeg ruimte (en dus voedsel) te kunnen blijven voorzien. 
  • Woestijnplanten: Kleine (of geen) bladeren , waslaagje op de bladeren, behaarde bladeren, lange wortels 

Slide 9 - Tekstslide

Voortplanting bij planten
ongeslachtelijke voortplanten

Slide 10 - Tekstslide

geslachtelijke voortplanting plant

Slide 11 - Tekstslide

Stempel, stijl vruchtbeginsel

Slide 12 - Tekstslide

Meeldraden

Slide 13 - Tekstslide

Vruchten en zaden

Slide 14 - Tekstslide

kiemplant
navel
zaadhuid
zaadlob

Slide 15 - Tekstslide

Ontkiemen van zaden  zaadlobben

Slide 16 - Tekstslide

windbloem
geen kroonbladeren en
veel stuifmeel. De wind bestuiven de bloemen
insectenbloem
kleur geur nectar
Insecten en andere dieren bestuiven de bloemen

Slide 17 - Tekstslide

insect- en windbloem schematisch

Slide 18 - Tekstslide

 de longblaasjes

Slide 19 - Tekstslide

Neus ademhaling
Neus haren houden grove deeltjes tegen met het neusslijmvlies. Hieraan blijven fijne stofdeeltjes en ziekteverwekkers kleven. Trilhaarcellen verplaatsen het slijm naar de keelholte. 
  • Ingeademde lucht wordt verwarmt
  • Ingeademde lucht wordt vochtiger
  • Ingeademde lucht wordt gezuiverd.

Slide 20 - Tekstslide

Slijmvlies
  • De binnenkant van de luchtwegen is bekleed met slijmvlies.

  • In het slijmvlies zitten slijmcellen die slijm maken

  •  en trilhaarcellen met trilharen.

Slide 21 - Tekstslide

longblaasjes

Slide 22 - Tekstslide

Hoe haalt een vis zuurstof uit water?
Kieuwen halen zuurstof uit het water

Slide 23 - Tekstslide

Hoe komen insecten aan zuurstof?
Insecten hebben ademhalingsbuizen. Die heten tracheeën.
Die tracheeën komen uit in de huid.
Daar zie je gaatjes. Die heten stigma's.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Producent, consument en reducent
Producent = plant
Produceren (maken) het eten door fotosynthese

Consument = dieren die planten of andere dieren eet
Wij zijn consumenten

Reducent = bacteriën en schimmels
Ruimen alle dode resten op

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

van voedingsmiddel tot ontlasting


Mond: kauwen en verteringssap speeksel toevoeging
Slokdarm: vervoer voedselbrij
Maag: kneden en maagsap (doodt bacterien)
12 vingerige darm: alvleessap en gal helpt vetten verkleinen
Dunne darm: darmsap laatste stap verkleinen voedingsstoffen
Dikke darm: onttrekt vocht
Endeldarm: verzamelt;dikke massa onverteerde voedselresten
Anus: kringspier die je kunt ontspannen: ontlasting (poepen)

Slide 29 - Tekstslide

Vertering
In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen.
Het klein maken van voedingsstoffen heet: Vertering
Vetten, eiwitten en (veel) koolhydraten kunnen niet zomaar opgenomen worden in het bloed. Deze voedingsstoffen moeten verteerd worden.

Vitamines, mineralen en water kunnen wel direct worden opgenomen in het bloed. 
Vertering van deze stoffen is niet nodig.


Slide 30 - Tekstslide

Peristaltische bewegingen en vertering
Voedsel verplaatst zich binnen het lichaam van de ene naar de ander plaats. 

Dat gebeurt o.a. door peristaltische bewegingen.

Ondertussen wordt het voedsel verteerd. 
De voedingsstoffen worden 'kleiner gemaakt'. 
Er ontstaan verteringsproducten. 
Deze kunnen worden opgenomen in het bloed.

Drie voedingsstoffen worden verteerd (eiwitten , vetten, koolhydraten)

Slide 31 - Tekstslide

Vertering
Vertering is het omzetten van voedingsstoffen in verteringsproducten.
Verteringsklieren maken verteringssappen:
  • speekselklieren; speeksel
  • maagsapklieren; maagsap
  • afvleesklier; alvleessap
  • darmsapklieren (in de dunne darm)
Deze sappen zetten voedingsstoffen om in verteringsproducten. 
Die laatste worden vanuit de dunne darm opgenomen in het bloed.

Slide 32 - Tekstslide

Gal maakt van grote vetdruppels kleine vetdruppeltjes.

Die kleine vetdruppeltjes kunnen door bijv. het alveessap  verteerd worden. Daarna kan het verteringsproduct van het 
vet opgenomen worden in het bloed.
Let op! gal is geen verteringssap, maar een hulpstof bij vertering
De lever produceert gal. De gal wordt in de galblaas opgeslagen (bewaard).  
Als er vet verteerd moet worden, komt er gal vanuit de galblaas bij de voedselbrij waar vet in zit. 

Slide 33 - Tekstslide

Tand/kies
  • glazuur
  • tandbeen
  • tandholte
  • zenuwen en bloedvaten
  • cement (beschermlaag wortel)
  • wortelvlies
  • tandvlees
  • kaak

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide


Gezonde voeding
  • geslacht
  • leeftijd
  • milieutemperatuur
  • lichaamsgewicht
  • (lichamelijke inspanning)


Slide 36 - Tekstslide

Waar gebruiken we voedingsstoffen voor:  



- bouwstoffen


- brandstoffen

- reservestoffen

- beschermende stoffen



En welke verschillende soorten heb je:



eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mineralen, vitamines

eiwitten, koolhydraten, vetten

koolhydraten, vetten

vitamines, mineralen

Slide 37 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop

Kleine bloedsomloop
+
Grote bloedsomloop
=
dubbele bloedsomloop

Slide 38 - Tekstslide

Hart
Boezems
Kamers
Hartkleppen
Aders / Holle ader
Longslagader
Aorta / slagaders


Slide 39 - Tekstslide

Witte bloedcellen
  • 'eten' bacteriën en virussen 
  • Maken antistoffen, om vijanden aan te vallen

Slide 40 - Tekstslide

bloedplaatjes
zorgt voor stolling bij een wondje, waardoor een korstje ontstaat. 

Slide 41 - Tekstslide

Rode bloedcellen
Vervoeren zuurstof

Hemoglobine kleurt de bloedcellen rood.

Slide 42 - Tekstslide

slagaders -- haarvaten -- aders

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

indicator
een indicator is een stof die een andere stof aantoont.

de indicator helder kalkwater toont bij troebel worden koolstofdioxide aan. 

Slide 48 - Tekstslide

Zetmeel aantonen
- Zetmeel (koolhydraten) toon je aan met Jodium
- Zetmeel zit een hele boel producten, voornamelijke graanproducten.

Voorbeeld in de klas met verschillende voedingsmiddelen

Slide 49 - Tekstslide



Ligging van
 hormoonklieren
bij ons

Slide 50 - Tekstslide

nier
nierschors

niermerg

nierbekken
Nierschors
Nierschors: Zorgt voor het afscheiden van water en afvalstoffen. Dit noem je urine.
Niermerg
Niermerg: Zorgt voor het afscheiden van water en afvalstoffen, dit noem je urine.
Nierbekken
verzamelt de urine. 
Nierslagader en nierader
Nierslagader: Brengt het bloed naar de nieren. 
Nierader: brengt het bloed van de nieren richting het hart. 

Slide 51 - Tekstslide

  • Levenskenmerken
  • Fasen geboorte
  • Primaire/secundaire geslachtskenmerken
  • Geslachtelijk/ongeslachtelijke voortplanting planten 
  • Functie hoesten / roken
  • Gal
  • Darmperistaltiek
  • Onderdelen tanden/kiezen
  • Voedselketen
Succes met leren

Jij kan dit!

Slide 52 - Tekstslide