Zugspitze, S7, les 4, week 43

Willkommen, heute ist Freitag
der 27. Oktober 2023
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Willkommen, heute ist Freitag
der 27. Oktober 2023

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel(e)
Weet je hoe je het werkwoord haben en sein  kunt vervoegen en invullen in een opdracht. 

Slide 2 - Tekstslide

Programma:
  • Huiswerk nakijken
  • nieuwe grammatica: het werkwoord sein
  • Ga je zelfstandig aan het werk




Slide 3 - Tekstslide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Vul in:
(waar...heen)_______ gehst du?
A
wo
B
woher
C
wohin

Slide 6 - Quizvraag

Vul in:
(welke)_____ Freunde wohnen in Deutschland?
A
wer
B
wann
C
was
D
welche

Slide 7 - Quizvraag

Vul in:
(wat) ______ sagst du?

Slide 8 - Open vraag

Vertaal:
de familieleden
A
die Verwandten
B
die Verwanten
C
die Verwandte

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal:
het kind

Slide 10 - Open vraag

Vertaal:
de leeftijd

Slide 11 - Open vraag

Huiswerk nakijken
1. Maak in je Boek van Schritt 3:    Aufgabe -> 2, 3, 5, 8
2. Maak in je Boek van Schritt 4-> Aufgabe -> 1, 3, 4, 5, 7,
3. Maak in je Boek van Schritt 6 -> Aufgabe -> 2, 3

Leer de woorden van Schritt 2







Slide 12 - Tekstslide

Schritt 3, Aufgabe 2 Grammatik: Vraagwoorden
B
1. Wie heißt dein Bruder?
2. Wo wohnst du?
3. Wann kommst du nach Hause?
4. Wer ist das?
5. Warum weint das Kind?
6. Woher kommt er? Aus Köln?
7. Was ist deine Mutter von Beruf?
8. Welches Gerät (apparaat) ist kaputt?

Slide 13 - Tekstslide

Schritt 3, Aufgabe 3 Grammatik: Vraagwoorden
B
Ernst
1. Wie heißt du?
2. Was willst du essen?
3. Wo wohnst du?
4. Wann hast du Geburtstag (verjaardag)?
5. Wer ist auch 13 Jahre alt?
6. Wohin gehst du?

Slide 14 - Tekstslide

Schritt 3, Aufgabe 5 Grammatik: Vraagwoorden



Wetter

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Schritt 4, Aufgabe 1 
1. richtig
2. falsch
3. falsch
4. richtig
5. falsch
6. richtig
7. falsch
8. richtig
9. richtig
10. falsch

Slide 17 - Tekstslide

Aufgabe 3
Die Königin ist hübsch. Sie ist Königin von drei Ländern. Sie hat viele Tiere: achtzig Pferde, zehn Hunde, vier Katzen und fünf Vögel. Ihr Lieblingsvogel heißt Peter.
Zum Frühstück liebt die Königin warme Brötchen. Nach dem Abendessen isst sie gerne Käsekuchen.
Nachts schläft sie in einem Himmelbett.


Slide 18 - Tekstslide

Schritt 4, Aufgabe 4 
A
1.C
2.E
3.G
4.F
5.A
6.H
7.D
8.B

Schritt 4, Aufgabe 5 Grammatik: Wiederholung
1. die Königin
2. die Väter
3. die Küche
4. lügen
5. das Rätsel
6. die Häuser
7. läuten
8. die Mäuse
9. die Mühle
10. das Mädchen
11. die Äpfel
12. Köln

Slide 19 - Tekstslide

Aufgabe 7
Schritt 4, Aufgabe 7
1. Via de homepage: www.unsicht-Bar.com en per telefoon (02 21-4 21 01 02).
2. schmecken = proeven; riechen = ruiken; fühlen = voelen; hören = luisteren
3. avondje uit met vrienden, zakenetentje, feestmaal met zijn tweeën, een echte blinddate

Slide 20 - Tekstslide

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 21 - Tekstslide

S6, Aufgabe 2 A
1. habe 
2. hat 
3. haben
4. habt
5. hast
6. hast
7. haben
8. haben
9. hat
10. haben
S6, Aufgabe 2 B
1. hat
2. hat
3. haben
4. haben
5. hat
6. hat
7. haben
8. hat
9. habe
10. hast

Slide 22 - Tekstslide

Schritt 6, Aufgabe 3
1. richtig
2. richtig
3. falsch
4. falsch
5. falsch
6. richtig
7. falsch
8. falsch

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Het Duitse alfabet

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

An die Arbeit!
Maak van Schritt 6:   
Aufgabe 5 + 6

Maak in je boek van Schritt 7 
Aufgabe  1, 2, 4, 6, 7

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Hausaufgaben
Maak van Schritt 6:
Aufgabe 5 + 6


Maak in je boek van Schritt 7
Aufgabe 1, 2, 4, 6, 7

Leer de werkwoorden haben & sein uit je hoofd!!!!





Slide 32 - Tekstslide

Kijk nu terug naar de lesdoelen:
Weet je hoe je het werkwoord haben und sein kunt vervoegen en invullen in een opdracht. 

Slide 33 - Tekstslide

Nu gaan we oefenen!
Maken:
3.3 t/m 3.6,  4.3, 5.2,  6.4, 8.2 , 19.4

Klaar?  Oefen dan de woorden met WRTS




 
Nu gaan we zelfstandig werken!

Slide 34 - Tekstslide

Hausaufgaben für nächste Woche, Kapitel 3

1.  Leren: werkwoorden haben / sein
                    zwakke werkwoorden tegenwoordige tijd
                    leren Wörterliste A, S. 41

2. Maken van Kap. 3:  
     3.3 t/m 3.6, 4.3,  5.2, 6.4, 8.2 , 19.4

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide