Werkwoordspelling 1 h/v

werkwoordspelling
• Je kunt straks de stam en de ik-vorm van een werkwoord aanwijzen
• Herhalen spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd
• Je herkent straks de klankveranderende werkwoorden.
• Je herkent straks de klankvaste werkwoorden.
• Herhalen spelling persoonsvorm verleden tijd

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

werkwoordspelling
• Je kunt straks de stam en de ik-vorm van een werkwoord aanwijzen
• Herhalen spelling persoonsvorm tegenwoordige tijd
• Je herkent straks de klankveranderende werkwoorden.
• Je herkent straks de klankvaste werkwoorden.
• Herhalen spelling persoonsvorm verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

0

Slide 2 - Video

Dat (vinden).....tt je vast zielig voor dat beestje!

Slide 3 - Open vraag

werkwoorden: De kreeft (worden)......tt opgegeten door de haai.

Slide 4 - Open vraag

tt:
Zij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 5 - Quizvraag

(Worden) je broer ook lid van
de hockeyclub?

Slide 6 - Open vraag

Ik (vinden) de les erg leuk
A
vind
B
vindt

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt
C
lant

Slide 8 - Quizvraag

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekendt

Slide 9 - Quizvraag

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 10 - Quizvraag

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet

Slide 11 - Quizvraag

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 12 - Quizvraag

0

Slide 13 - Video

stam en ik-vorm van: geloven
A
gelov, geloof
B
gelov, geloov
C
geloven, gelov
D
geloov, geloof

Slide 14 - Quizvraag

klankveranderende werkwoorden
Klankveranderende werkwoorden of onregelmatige werkwoorden

ik loop / ik liep
ik beweeg / ik bewoog
ik heb / ik had

Slide 15 - Tekstslide

Instructie
Klankveranderende werkwoorden: worden ook wel sterke werkwoorden genoemd.

Bij een andere tijd verandert de klank. 
Voorbeeld: ik slaap > ik sliep

Slide 16 - Tekstslide

Klankvaste werkwoorden
Klankvaste werkwoorden of regelmatige werkwoorden;

Ik fiets / ik fietste
ik vis / ik viste
Ik voel / ik voelde

Slide 17 - Tekstslide

Weet je nog?
Zwakke werkwoorden
blijven in een andere tijd hetzelfde klinken 
( = klankvast).


Sterke werkwoorden 
heben de kracht om in de verleden tijd van klank te veranderen 
( = klankveranderend).

Slide 18 - Tekstslide

Welk werkwoord is klankvast?
A
bereiden
B
verven
C
niezen
D
schrijven

Slide 19 - Quizvraag

Welk werkwoord is klankveranderend?
A
bestellen
B
spellen
C
denken
D
vervelen

Slide 20 - Quizvraag

Spelling werkwoorden verleden tijd 
(sterke en zwakke werkwoorden)
1. Ik (bakken) een pannenkoek.
2.Wij (verven) de kamer.
3.Jij (schrijven) een brief.
4.Jij (beantwoorden) die vraag. 

Slide 21 - Tekstslide

0

Slide 22 - Video

Vorig jaar ___ we die zware spullen zelf naar boven.
VT
A
sjouwde
B
sjouwdde
C
sjouwden
D
sjouwdden

Slide 23 - Quizvraag

Zet de zin in de verleden tijd:
"Ik haast me naar het werk."

Slide 24 - Open vraag

Zet de zin in de verleden tijd:
"Hij beleeft een geweldige dag."

Slide 25 - Open vraag

wat is goed?
Hij (verhuizen) ........... (v.t.) naar Bali.
A
verhuis
B
verhuiste
C
verhuist
D
verhuisde

Slide 26 - Quizvraag

Het 't ex-kofschip gebruik je alleen bij de verleden tijd?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

De kok ..............het feestmaal
(v.t.)
A
bereide
B
bereed
C
bereidde
D
bereidte

Slide 28 - Quizvraag

Het nieuws (verspreiden) zich snel door het land. v.t.
A
verspreide
B
verspreidde
C
verspreid
D
verspreed

Slide 29 - Quizvraag

Tips om de toets te leren
1. Bekijk de theorie
2. Websites om te oefenen:
     www.cambiumned.nl 
     www.jufmelis.nl
    It's Learning : vak Nederlands onderdeel werkwoordspelling     
3. Filmpjes om naar te kijken

Slide 30 - Tekstslide

WERKWOORDSPELLING

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide