Herhaling thema 3 en 6

Herhaling thema 3 en 6
Thema 3: erfelijkheid en evolutie
Thema 6: ecologie
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Herhaling thema 3 en 6
Thema 3: erfelijkheid en evolutie
Thema 6: ecologie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een fenotype
A
Alle erfelijke eigenschappen van een organisme
B
Informatie voor alle erfelijke eigenschappen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een gen?
A
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen
B
Alle zichtbare eigenschappen
C
Een deel van een chromosoom met informatie voor één eigenschap.
D
Een chromosoom in de celkern met erfelijke informatie.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een allel?
A
Een stukje DNA
B
Een stuk van een chromosoom
C
Een variant van een gen
D
Een variant van een chromosoom

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een genotype
A
Alle erfelijke eigenschappen van een organisme
B
Informatie voor alle erfelijke eigenschappen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

A
a
AA
aa
Aa
Dominant
recessief
homozygoot recessief
heterozygoot
homozygoot dominant

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

2 gelijke allelen (genen) voor een eigenschap noemen we:
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we de variant van een gen dat altijd tot uiting komt in het uiterlijk als het aanwezig is?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Recessief
D
Dominant

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie zijn mannen in deze stamboom?
A
Alle personen weergegeven met een vierkant
B
Alle personen weergegeven met een rondje

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
2 en 5

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zie deze stamboom, kun je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een recessieve eigenschap is een:
A
Eigenschap die snel tot uiting komt
B
Eigenschap die tot uiting komt als hij homozygoot voorkomt
C
Eigenschap die tot uiting komt als hij heterozygoot voorkomt

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ontwikkeling van vissen tot amfibieën is een voorbeeld van evolutie.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een fossiel?
A
aardlagen van verschillende jaren
B
botten van een door dier
C
rest of afdruk van een organisme dat bewaard is gebleven ingesteente
D
gesteente in lagen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zijn alle soorten waarvan fossielen worden gevonden uitgestorven?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stamboom slangen.
Welk soort is als eerste ontstaan?
A
1
B
2
C
3
D
7

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beren
Meest verwant
Minder verwant
Minste verwant
Zeehond
Hond
Wasbeer

Slide 19 - Sleepvraag

Kijk naar de positie van de beer in deze stamboom: 
Wie is er het meest verwant? 
Wie minder? 
Wie het minst? 
Hoe krijg je variatie in genotype
A
Celdeling
B
Evolutie
C
Geslachtelijke voorplanting
D
Natuurlijke selectie

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is evolutie?
A
het veranderen van gedaante bij een organisme
B
ontwikkeling die een organisme tijdens zijn leven doormaakt
C
het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten
D
het groter worden van een populatie

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ecologie

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ecologie
  • Het onderzoeken van de relatie tussen dieren en hun milieu: Ecologie
  • In de natuur hebben we biotische en abiotische factoren:

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is ecologie?
Niveaus 
van 
ecologie


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voedselketen/web

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een voedselweb zijn
meerdere voedsel-
ketens die met el-
kaar samenhangen.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselrelaties zichtbaar maken in een ecosysteem
voedselketen
<------

voedselweb
------>
voedselweb: alle voedselrelaties in een ecosysteem
voedselketen: slechts 1 keten uit het voedsel web

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

noem de verschillende ordes in een voedsel web.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verschillende lagen
  • Producenten: Zijn alle organismen die van anorganische stoffen organische stoffen kunnen maken.  meestal onderaan de keten en waar het web begint.
  • Consumenten: dieren die leven van organische stoffen die andere organisme hebben gemaakt. 
  • Reducenten: Dat zijn de organisme die organische stoffen uit dode planten en dieren afbreken tot anorganische stoffen.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Piramide van aantallen:
Heeft een niet altijd een echte  piramide vorm
Piramide van biomassa: 
Heeft een echte piramide vorm

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kringloop

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stikstofkringloop

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koolstofkringloop

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de poten van vogels
de poot van een vogel is aangepast op waar je de vogel vind. zo hebben vogels die veel zwemmen zwemvliezen.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de snavels
  1. een snavel voor zaden/nootjes
  2. een snavel voor insecten
  3. een snavel voor vlees
  4. een snavel voor bodemdieren
  5. een snavel voor waterbeestjes

zoals je ziet is er veel aangepast aan de snavel

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voortbewegen
  • zoolgangers
  • teengangers
  • topgangers (hoefgangers)

Dit zijn aanpassing op de ondergrond.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waterdieren
  • leven in het water
  • hebben vinnen om te sturen, lichaamsvorm
  • zijn gestroomlijnd: kop, lijf & staart lopen in elkaar over daardoor glijden ze snel door het water

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verdediging bij dieren
       Tegen vijanden:
  • stekels of gifstekels
  • schutkleur -> onzichtbaar
  • schild 
    Tegen de omgeving:
  • vacht tegen kou

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassing bij planten

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verdediging bij planten

  • Stekels
  • Brandharen
  • Maken van gifstof

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Genoeg water?
  • Aanpassingen tegen uitdroging
  • kleine dikke / grote dunne bladeren
  • veel / weinig wortels 
  • Grote bladeren veel fotosynthese
Veel water 
Weinig water

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies