Hst. 3 Tekst 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Hoofdzaken bij een tekst (hst. 3)

Begrijpend lezen 

Regels tijdens online les

• De hele les aanwezig
• Camera aan, jíj in beeld 
• Microfoon uit
• Chat alleen functioneel gebruiken
• Chat alleen gebruiken met toestemming van je docent
• Onvoldoende (zichtbaar) gedaan = absent
• Niet in beeld = absent 

Weet je het nog?

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?

1. door verkennend te lezen
2. door de titel, eerste en laatste alinea, tussenkopjes, afbeeldingen en anders gedrukte woorden te lezen
3. door de hele tekst te lezen
4. door de titel te lezen

Hoe formuleer je de hoofdgedachte?

1. In één of een paar woorden
2. In twee zinnen
3. In een zin

Uit welke drie delen kan een tekst bestaan?

Welk tekstdeel bevat géén nieuwe informatie?

1. inleiding
2. kern
3. slot

Toepassen

• Lees tekst 4 (paragraaf 3.3) in je papieren lesboek. 
• Pak een markeerstift en pen 

Wat is het onderwerp van de tekst?

Hoe is de tekststructuur?

1. Tweedeling
2. Driedeling

Een driedeling dus. Geef per tekstdeel aan welke alinea('s) erbij hoort/horen.

Wat is het tekstdoel?

1. informeren
2. amuseren
3. overtuigen

In een overtuigende tekst staat duidelijk de mening van de auteur. Welke zin uit alinea 1 geeft deze maning weer?

Onderstreep de kernzinnen van alinea 1 t/m 6. Maak een foto en lever deze in.

Formuleer de hoofdgedachte in 1 zin.

Verwijswoorden.
In regel 7 staat het verwijswoord 'ze'. Naar wie verwijst 'ze'?

Verwijswoorden.
In regel 7 staat het verwijswoord 'dat'. Naar wie verwijst 'dat'?

Verwijswoorden.
In regel 38 staat het verwijswoord 'deze nuttige functie'. Naar wat verwijst dit woordgroepje?

En nu: 

• Aan de slag met de weektaak
• Heb je vragen? Blijf even hangen in de online les en steek je handje op in Teams