H9 Werken met Elektriciteit - 9.4 De Stroom beïnvloeden

Welkom bij nask
TL3: zelfstandig in stilte bezig met oefentoets van maandag of voorbeeldproefwerk in boek blz 35 werkboek

TL4 instructie §9.4 en §9.5 
opdrachten maken. 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask 1Middelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij nask
TL3: zelfstandig in stilte bezig met oefentoets van maandag of voorbeeldproefwerk in boek blz 35 werkboek

TL4 instructie §9.4 en §9.5 
opdrachten maken. 

Slide 1 - Tekstslide

H9 werken met elektriciteit - 9.4 De stroombeinvloeden
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
Nee
Telefoons in de telefoontas!

Slide 2 - Tekstslide

Een transformator heeft een spoel A met 100 windingen en een spoel B met 400 windingen.
Spoel A wordt aangesloten op een wisselspanning van 6V. Hoe groot wordt de spanning die spoel B afgeeft?





Slide 3 - Open vraag

Leerdoelen 9.4

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 9.5 

Slide 5 - Tekstslide

Batterijen in serie = spanningen optellen

Slide 6 - Tekstslide

Batterijen in serie/ parallel
Als je batterijen in serie schakelt 
moet je de spanning bij elkaar optellen.

Als je batterijen in parallel schakelt 
dan blijft de spanning hetzelfde. maar neemt de capaciteit toe

combinatie serie en parallel: Spanning van 1 serie optellen. 
en capaciteit neemt toe met altijd dat parallel is geschakeld

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Diode
Diode
  • Een weerstandje die de stroom in een richting doorlaat
LED
  • Een diode die licht geeft. 

Slide 9 - Tekstslide

Hoe werkt een diode?
Wel stroom                                         Geen stroom

Slide 10 - Tekstslide

Transistor

Slide 11 - Tekstslide

Transistor: 
Stroom loopt van basis (b) naar Emitter (e)
Emitter opent en stroom van collector C naar emitteren wordt groter. 

Slide 12 - Tekstslide

Condensator
Een condensator kan opgeladen en ontladen worden.

Ze kunnen door verkeerd gebruik gevaarlijk zijn...

Slide 13 - Tekstslide

stroom gaat door condensator en condensator laadt op
Schakelaar gaat om condensator geeft opgeslagen stoom vrij. de condensator wordt spanningsbron voor lamp

Slide 14 - Tekstslide

Weerstand
Hoe meer weerstand, hoe moeilijker de stroom er doorheen gaat.

Een geleider heeft weinig weerstand.

Een isolator heeft veel weerstand.

Weerstand bereken je met wet van Ohm.
R=IU

Slide 15 - Tekstslide

Vervangingsweerstand
  • in schakelingen kunnen meerdere weerstanden worden opgenomen. 

  • Alle weerstanden in schakeling kunnen worden vervangen door 1 vervangingsweerstand 

Slide 16 - Tekstslide

vervangingsweerstand in serie
Rv=R1+R2+enz.
  •  in een serieschakeling is de vervangingsweerstand gelijk aan de som van alle weerstanden. 






  •  Rv = 560 + 470 = 1030 Ω

Slide 17 - Tekstslide

De volgende weerstanden staan in serie geschakeld: 15 Ω, 25 Ω, 60 Ω
Wat is de vervanging weerstand
A
15 Ω
B
25 Ω
C
60 Ω
D
100 Ω

Slide 18 - Quizvraag

Vervangingsweerstand parallel schakeling
Rv1=R11+R21+R31+enz.
  • Parallel de vervangingsweerstand is kleiner dan de kleinste weerstand aanwezig in de schakeling 

  •  

Slide 19 - Tekstslide

voorbeeld berekening vervangingsweerstand parallel
  • gegeven:                          R1 = 47Ω R2 = 22Ω
  • Gevraagd:                         Rv                        
  • Formule: 
  • Berekening:









  • Antwoord: de vervangingsweerstand is 14,9 Ω

Rv1=471+221
Rv1=0,067
Rv1=0,067
Rv1=R11+R21+R31+enz.

Slide 20 - Tekstslide

Twee weerstanden staan parallel geschakeld.
R1 = 100 Ohm, R2 = 250 Ohm. Bereken Rv.
A
1/Rv = 1/100 + 1/250 Rv = 74.1 Ohm
B
Rv = 100 x 250 = 25.000 Ohm
C
1/Rv = 1/100 + 1/250 Rv = 212 Ohm
D
Rv = 250 : 100 = 2,5 Ohm

Slide 21 - Quizvraag



Dit is een lichtafhankelijke weerstand (light dependant resistor) met
het symbool:  
                     

Toepassingen
  • Sensor in buitenlamp
  • Lichtmeter camera
  • Klokradio

Wat is een LDR?

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een NTC?
Negatieve Temperatuur Coëfficient
Een variabele weerstand die negatief reageert op temperatuur.

Hoge temperatuur = Lage weerstand
Lage temperatuur = Hoge weerstand

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
Eerst volgende les: 

  • Maken 9.4 opdrachten 5,6,8,9,11,12,13,15,17,20,21,22,24,26,27
  • maken 9.5 opdrachten: 4,5,7,8,10,11,14,15,16,20

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
Eerst volgende les: 

  • maken 9.5 opdrachten: 4,5,7,8,10,11,14,15,16,20

Slide 25 - Tekstslide