Word order tenses / linking words / relative clauses

LessonUp grammatica
Gele bladzijdes = uitleg/regels
Rode bolletjes = basisstof, moet gemaakt zijn
groene bolletjes = extra uitdaging

Uitleg of hulp nodig? Steek je hand op
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

LessonUp grammatica
Gele bladzijdes = uitleg/regels
Rode bolletjes = basisstof, moet gemaakt zijn
groene bolletjes = extra uitdaging

Uitleg of hulp nodig? Steek je hand op

Slide 1 - Tekstslide

Relative clauses
Bijzinnen die meer informatie geven

Slide 2 - Tekstslide

Welke moet je kennen?
who = (bij mensen) --> the man who bought the sweets was happy.

Whose = van wie --> The girl whose bike I stole was angry. 

Which --> (bij dingen, situaties of gebeurtenissen) --> He loves the chocolates which I bought

That = (kan gebruikt worden i.p.v. which/who) --> the man that bought the sweets was happy.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Slide 5 - Link

Linking Words
Zie Quizlet / de uitgeprinte lijst

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Slide 8 - Link

Word order + tenses
Look at the previous LessonUps for the rules.
Carefully read the exercises.
Ask questions if you don't understand.

Slide 9 - Tekstslide

Present Simple vs Present Continuous
Present Simple: (SHIT REGEL)
Bij feiten, gewoontes, regelmaat en tijdschema's
I work / he works
Do you work? / Does he work?
I do not work / he does not work

Present Continuous:
Bij dingen die nu bezig zijn of die je gepland hebt
I am going to Spain next month / She is doing her homework now.
Are you going anywhere? / Is he cooking at the moment?
We are not doing anything right now / Look! She is not sleeping.

Slide 10 - Tekstslide

Word order: Present Tense
Put the words in the correct order.
Put the verb (werkwoord) in the present simple or present continuous

Slide 11 - Tekstslide

buy / hotdogs /my father / always / .

Slide 12 - Open vraag

a house / build / look! / Wessel / .

Slide 13 - Open vraag

me / pocket money / my parents / give / never / .

Slide 14 - Open vraag

do / right now / I / my homework / .

Slide 15 - Open vraag

buy / hotdogs /my father / always / ?

Slide 16 - Open vraag

Meike / do / right now / her homework / ?

Slide 17 - Open vraag

Mc Donalds / sell / hamburgers / always / ?

Slide 18 - Open vraag

sleep / the baby / at / moment / the / ?

Slide 19 - Open vraag

buy / hotdogs / my father / not /always / .

Slide 20 - Open vraag

not / a house / build / look! / Wessel / .

Slide 21 - Open vraag

me / pocket money / my parents / give / on Tuesday/ not / .

Slide 22 - Open vraag

do / right now / I / my homework / not / .

Slide 23 - Open vraag

Past Simple vs Present Perfect
Past Simple:
Bij dingen die afgelopen zijn en er staat bij wanneer
I worked / she bought
Did I work / Did she buy?
I did not work / She did not buy

Present Perfect:
Bij dingen die nog niet afgelopen zijn, ervaringen of er staat niet wanneer het was.
I have bought a dog / She has cut down a tree
Have I bought a dog / Has she cut down a tree?
I have not bought a dog / She has not cut down a tree

Slide 24 - Tekstslide

Word order: Present Tense
Put the words in the correct order.
Put the verb (werkwoord) in the past simple or present perfect

Slide 25 - Tekstslide

dream / Jim / never / bad dreams / .

Slide 26 - Open vraag

my mum / hit / yesterday / I / .

Slide 27 - Open vraag

I / my homework / last week / forget / to do / .

Slide 28 - Open vraag

plant / my parents / a tree / five times / since 2003 / .

Slide 29 - Open vraag

dream / Jim / not / bad dreams / .

Slide 30 - Open vraag

not / my mum / hit / yesterday / I / .

Slide 31 - Open vraag

I / my homework / last week / forget / to do / not / .

Slide 32 - Open vraag

plant / not / my parents / a tree / five times / since 2003 / .

Slide 33 - Open vraag

dream / Jim / ever / bad dreams / ?

Slide 34 - Open vraag

my mum / hit / yesterday / you / ?

Slide 35 - Open vraag

She / her homework / last week / forget / to do / ?

Slide 36 - Open vraag

plant / my parents / a tree / five times / since 2003 / ?

Slide 37 - Open vraag