Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Unit 4
What is an adjective?
Een adjective is een bijvoeglijknaamwoord.
In het Engels kun je meerdere adjectives voor een zelfstandig naamwoord (noun) plaatsen.
De adjectives hebben wel een vaste volgorde
1 / 22
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
In deze les zitten
22 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
What is an adjective?
Een adjective is een bijvoeglijknaamwoord.
In het Engels kun je meerdere adjectives voor een zelfstandig naamwoord (noun) plaatsen.
De adjectives hebben wel een vaste volgorde
Slide 1 - Tekstslide
volgorde adjectives
opinion-length/size-type-colour (noun)
Match de adjectives in de volgende slide met de juiste categorie
Slide 2 - Tekstslide
orange
beautiful
tall
wooden
type
opinion
length
colour
Slide 3 - Sleepvraag
Put the adjectives in the right order:
wooden, ugly, red
Slide 4 - Open vraag
Put the adjectives in the right order:
nice, tasty
Slide 5 - Open vraag
Put the adjectives in the right order:
old, handsome, big
Slide 6 - Open vraag
Comparative & superlative
Vergelijkende en vergrotende trap
Comperative: Bigger than
Superlative: the biggest
Slide 7 - Tekstslide
Pizza is the best fastfood there is
A
Comperative
B
Superlative
Slide 8 - Quizvraag
I like my bag better than yours
A
Comperative
B
Superlative
Slide 9 - Quizvraag
I like my bag better than yours
timer
0:30
A
Comperative
B
Superlative
Slide 10 - Quizvraag
What are the comperative and superlative of "healthy"?
A
Healthy-healthyst
B
healthier-healthierst
C
healthyer-healthyest
D
healthier-healthiest
Slide 11 - Quizvraag
Comperative
Superlative
Slower
Fastest
Biggest
Newer
Taller
Slide 12 - Sleepvraag
Comperative
Superlative
More beautiful
Tallest
Prettier
Most insane
Younger
More sportive
Greyest
Slide 13 - Sleepvraag
Have to & don’t have to
Does
the dog
have
to
go
to the vet?
I
have
to
do
my homework.
They
don’t have
to
work
on that.
Do
we
have
to
make
a test?
He
has
to
eat
his Brussel sprouts.
She doesn’t have to do the washing up.
Slide 14 - Tekstslide
Kies: don't have to of doesn't have to
A
Tanja and Jess don't have to worry about being late
B
Tanja and Jess doesn't have to worry about being late
Slide 15 - Quizvraag
Kies: don't have to of doesn't have to
A
I don't have to listen to you
B
I doesn't have to listen to you
Slide 16 - Quizvraag
Kies: don't have to of doesn't have to
A
Kevin have to read the instructions
B
Kevin has to read the instructions
Slide 17 - Quizvraag
Kies: don't have to of doesn't have to
A
She don't have to work today
B
She doesn't have to work today
Slide 18 - Quizvraag
Vertaal:
Clever
Slide 19 - Open vraag
Vertaal:
Generous
Slide 20 - Open vraag
Vertaal:
Talented
Slide 21 - Open vraag
Vertaal:
Worried
Slide 22 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
2MH - Comperative
September 2023
- Les met
19 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
2V: Comperative and superlative adjectives
April 2024
- Les met
21 slides
Engels
WO
Studiejaar 2
2V: Comperative and superlative adjectives
Maart 2023
- Les met
24 slides
Engels
WO
Studiejaar 2
Describing with Adjectives
Maart 2023
- Les met
17 slides
Grammar toets oefening
Mei 2021
- Les met
30 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
V2 Adverbs-adjectives & Comparisons
Mei 2022
- Les met
19 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Recap CH2
November 2021
- Les met
25 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b, k, t
Leerjaar 1
Les 14: superlative/comparative + leesvaardigheid
Februari 2023
- Les met
19 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3