Paragraaf 5.3 Sociale Kwestie en 6.2

Lesprogramma
Korte herhaling 5.1 en 5.3

Uitleg en vragen H6.2

De les afsluiten.

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Lesprogramma
Korte herhaling 5.1 en 5.3

Uitleg en vragen H6.2

De les afsluiten.

Slide 1 - Tekstslide

5.1 Industrie en samenleving
  1. Je weet wat in de 19e eeuw veranderde in het leven van mensen.
  2. Je kan vertellen hoe en waardoor de productie van goederen / voedsel toenam.
  3. Wat vanaf 1870 veranderde in de industrie

  4. Wat veranderde in de samenleving.




Slide 2 - Tekstslide

Grote veranderingen
De periode vanaf 1800 noemen we de moderne tijd
Het leven van Europeanen veranderde vanaf de 19e eeuw heel snel
Veel mensen werkten nu in de industrie. Er was spraken van een industriele revolutie

1800
1900
Reizen te voet, te paard of per zeilschip
Reizen per trein of per stoomschip
Meeste mensen werkten op het land
Veel mensen werken in fabrieken
In de nijverheid werd met de hand gewerkt
Handarbeid werd vervangen door machines
Wat veranderde er in  de 19e eeuw in het leven van mensen?

Slide 3 - Tekstslide

5.3 De sociale kwestie
  1. Je weet hoe de leef- en werkomstandigheden van arbeiders meer aandacht kregen.

  2. Wat veranderde door sociale wetten

  3. Hoe arbeiders hun leef- en werkomstandigheden verbeterden.

    Slide 4 - Tekstslide

    H6. Paragraaf 6.2 'Transport en communicatie'
    Je leert hoe het transport over land veranderde

    Hoe het transport over water veranderde

    Welke gevolgen de nieuwe transportmiddelen hadden

    Wat er veranderde in  de communicatie tussen mensen.

    Slide 5 - Tekstslide

    Transport over land.
    1835:  Trekschuit, diligence (koets, van stad naar stad)
    (8kmph)

    weinig verharde wegen.

    Engeland: 1830: trein tussen Liverpool en Manchester.
    Transportrevolutie

    Slide 6 - Tekstslide

    Transport revolutie
    Na Engelenad legden ook andere Europese landen en de vs na 1850 een spoorwegnet.

    Stalen spoorbrug Culemborg 1868. (grootste brug in Europa)
    154m
    Nederland: spoor voor paarden- of stoomtram

    Slide 7 - Tekstslide

    Slide 8 - Link

    Opdracht: hieronder een tabel. Wat hoort bij oud en wat hoort bij nieuw?
    Oud
    Nieuw
    auto
    diligence
    fiets
    paarden- en stoomtram
    spoorbruggen
    trekschuit
    trein
    onverharde wegen
    verharde wegen

    Slide 9 - Tekstslide

    vanaf 1860: verharde wegen.
    wegen nu geschikt voor een nieuwe uitvinding: de fiets.

    Rubberen luchtband: 1888.

    opkomst van de eerste auto's.

    Slide 10 - Tekstslide

    transport over water
    Engeland vanaf 1800: kanalen. voor het transport van kolen, grondstoffen en producten.

    1830: zeetransport werd beter door het stoomschip.
    eerst houten schepen, later van staal.
    (1912: Titanic)


    Slide 11 - Tekstslide

    Opdracht: Beschrijf de ontwikkeling van het Nederlandse spoorwegnet tussen 1840 en 1930 aan de hand van de tabel.

    Slide 12 - Open vraag

    Beschrijf de ontwikkeling na 1930.

    Slide 13 - Open vraag

    Bedenk een verklaring voor de ontwikkeling na 1930

    Slide 14 - Open vraag

    Water transport in Nederland
    1870: Nieuwe Waterweg bij Hoek van Holland (Rotterdam)

    Noordzee kanaal bij IJmuiden.

    Waal en Maas, uitgebaggerd en verbetered voor verkeer.

    Slide 15 - Tekstslide

    1869: Suezkanaal
    Schepen hoefden niet langer helemaal rond Afrika.


    Slide 16 - Tekstslide

    Gebruik de tekst op Its learning: Geschiedenis werkplaats H5 en H6 --> pagina 25  (113) en vul in:
    1. In groot-Britannie werden eerst _______ gegraven voor het transport van kolen, grondstoffen en producten.
    2. Voor de scheepvaart tussen Europa en ________ werd het ___________ in Egypte gegraven.

    3. voor vervoer vanuit  __________ naar de Noordzee werd het Noordzeekanaal gegraven.

    4. Voor het vervoer vanuit __________ naar de Noordzee werd de Nieuwe Waterweg gegraven.

    5. Voor het vervoer van Rotterdam naar Duitsland werden de  ______ en de ______ uitgebaggerd.

    6. ___________ schepen werden vervangen door schepen van _________ en _________

    Slide 17 - Tekstslide

    Slide 18 - Video

    Gevolgen
    Deelvragen 6.2

    Welke gevolgen de nieuwe transportmiddelen hadden

    Wat er veranderde in  de communicatie tussen mensen.

    Slide 19 - Tekstslide

    Gevolgen
    plattelanders kwamen met de paarden- en stoomtram uit hun isolement.

    Reizen tussen steden ging veel sneller.
    de trein en tram verdrongen de trekschuit en postkoets.

    Slide 20 - Tekstslide

    Fiets
    • huisarts
    • postbodes
    • politieagenten
    • bakkers

    En fiets voor vermaak en sport.

    Slide 21 - Tekstslide

    Reizen over grote afstanden werd steeds gemakkelijker
    1870: spoortunnel van Frankrijk naar Italie, door de Alpen.

    Stoomschepen: --> gevolg emigrate vanuit Europa naar Amerika.

    Slide 22 - Tekstslide

    Gevolgen.
    Economische gevolgen van de transportrevolutie:

    Goederen werden sneller en in grotere hoeveelheden vervoerd.
    Europa werd overspoeld door goedkoop graan uit Amerika,

    Europese boeren en landeigenaren raakten werkloos.
    Deel emigreerde naar de VS

    Slide 23 - Tekstslide

    Opdracht: Lees 6.2 'gevolgen' staat op Its Learning.
    Neem dit over en vul dit in:

    1 plattelander kwamen uit in isolement met de _______ en  _______ tram.
    2 reizen tussen steden ging per ______
    3 nieuwe transportmiddelen waren ______
    4 in berglandschappen gingen treidenrijden door __________

    Slide 24 - Tekstslide

    Opdracht: gebruik de vijf feiten A-E en Noteer deze in de juiste vakken:
    A: Europa werd overspoeld met goedkoop graan uit de VS.
    B: Europese boeren emigreerden naar de VS
    C: veel Europenaen emigreerden naar Amerika
    D: veel boeren raakten werkloos
    E: Vervoer van personen en goederen over zee ging sneller en gemakkelijker.

    Slide 25 - Tekstslide

    Opdracht: gebruik de vijf feiten A-E en Noteer deze in de juiste vakken:
    A: Europa werd overspoeld met goedkoop graan uit de VS.
    B: Europese boeren emigreerden naar de VS
    C: veel Europenaen emigreerden naar Amerika
    D: veel boeren raakten werkloos
    E: Vervoer van personen en goederen over zee ging sneller en gemakkelijker.

    E
    C
    A
    D
    B

    Slide 26 - Tekstslide

    19e eeuw: communicatierevolutie: --> verbetering van middelen om informatie uit te wisselen.
    1836: telegraaf, 1860, telefoon, fotografie 1826, film 1878, schrijfmachine, 1868

    Slide 27 - Tekstslide

    Opdracht: Lees: nieuwe communicatiemiddelen
    1 Noteer in kolom 2 in welk jaar deze communicatiemiddelen ontstonden.

    2 Noteer in kolom 3 een C bij uitvindingen om contact te leggen en een V bij uitvindingen voor het vastleggen en verspreiden van informatie.
    1 fotografie
    2 telegraaf
    3 telefoon
    4 schrijfmachine
    5 grammafoon
    6 film

    Slide 28 - Tekstslide

    Leg uit wat revolutionair was aan de communicatie revolutie.

    Slide 29 - Open vraag

    Samenvatting
    Door de industrialisatie ontstonden in de 19e eeuw nieuwe transportmiddelen over land, zoals de trein.
    Het reizen over water veranderde door de aanleg en verbetering van waterwegen en de opkomst van ijzeren stoomschepen.
    Door de nieuwe transportmogelijkheden ging het vervoer van mensen en goederen sneller en makkelijker.
    Er ontstonden nieuwe communicatiemiddelen waardoor mensen makkelijker en sneller informatie konden doorgeven en vastleggen.

    Slide 30 - Tekstslide