Les 24 -C6 Formuleren §2 (2)

WELKOM

Pak je leesboek, je Nieuw Nederlands, je schrift en je pen.
timer
3:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

WELKOM

Pak je leesboek, je Nieuw Nederlands, je schrift en je pen.
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NN C6 Formuleren §2 (2)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling theorie p. 214

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wisbordjes

Schrijf je antwoord op het wisbordje.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 6 - Quizvraag

A, D
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 7 - Quizvraag

B, C
Formuleren (verwijswoorden)

''Ik heb een oude fiets, maar … rijdt nog goed.''
A
dat
B
dit
C
hem
D
die

Slide 8 - Quizvraag

Die
Welke verwijswoorden gebruik je voor 'boek'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 9 - Quizvraag

C
Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
dat, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 10 - Quizvraag

C
De verwijswoorden: "het/zijn"
verwijzen naar....
A
een "het" woord
B
een "de" woord

Slide 11 - Quizvraag

D
Welke verwijswoorden gebruik je voor 'leerling'?
A
dat, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
deze, die

Slide 12 - Quizvraag

D
Welke verwijswoorden gebruik je voor 'volk'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 13 - Quizvraag

C
De kinderen gaan zometeen hard aan het werk. Ze hebben geleerd hoe ze verwijswoorden kunnen herkennen en toepassen in een zin.

Waar verwijst “ze” naar?
A
De kinderen
B
de juf
C
Werk
D
Verwijswoorden

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Formuleren (verwijswoorden)

''Je moet even doorfietsen naar de volgende pinautomaat, want ... hier doet het niet.''
A
het
B
dit
C
dat
D
deze

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maken: Opdr. 3-4 (p. 213)
Maak de opdrachten in stilte (8 minuten)
Hierna klassikaal bespreken


timer
8:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk verwijswoord hoort erbij?
  • Alle leerlingen hadden __________ cijfer teruggekregen en sommigen waren daar niet blij mee.
  • Mijn vader had een nieuw wachtwoord voor zijn mobiel bedacht, maar na één nacht is hij ______ alweer vergeten.
  • John heeft een koffievlek op ________ nieuwe sweater. Hij is niet blij.


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies