21 nov A2C- comparisons + classroom olympics

WELCOME
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELCOME

Slide 1 - Tekstslide

Today's lesson
  • Welcome
  • Silent reading 
  • Grammar: comparisons
  • Game: classroom olympics
  • The end

Slide 2 - Tekstslide

Silent reading
10 min

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Comparisons
We use 'comparisons' to compare people, animals and things.

'Comparisons' komt van het werkwoord 'to compare' (vergelijken).

Slide 5 - Tekstslide

Één lettergreep: -er / -est
Bij woorden van één lettergreep gaan de trappen als volgt:

big - bigger than - the biggest
tall - taller than - the tallest
smart - smarter than - the smartest

Slide 6 - Tekstslide

The man is old

The other man is older

The woman is the oldest

Slide 7 - Tekstslide

Twee lettergrepen op -y, 
-er, -le, -ow: -er / -est 

Bij woorden van twee lettergrepen eindigend op 
-y, -er, -le, -ow ook!

happy - happier - the happiest
simple - simpler - the simplest
narrow - narrower - the narrowest


Slide 8 - Tekstslide

lange woorden: more / most
Bij overige woorden van twee lettergrepen of  meer gaan de trappen als volgt:

beautiful - more beautiful than - the most beautiful
interesting - more interesting than - the most interesting
stunning - more stunning than - the most stunning

Slide 9 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
expensive
more expensive
most expensive

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Let op! Spelling
Bij woorden van twéé lettergrepen op -y moet je om de spelling denken!
Soms moet je een medeklinker verdubbelen.

happy - happier than - the happiest
big - bigger than - the biggest

Slide 12 - Tekstslide

Let op! Uitzonderingen 
Uit je hoofd leren

good - better than - the best

bad - worse than - the worst

Slide 13 - Tekstslide

Classroom Olympics
We're going to play a game
I need two volunteers that can act fast

Slide 14 - Tekstslide

Er staan straks twee rijen met woordjes op het bord. Draai met je rug naar het bord. Ik zeg één van die woordjes. Degene die dat woord als eerste heeft doorgestreept wint die ronde. We spelen drie rondes.

We want to find out who is the FASTEST!

Slide 15 - Tekstslide

Classroom Olympics in groups
You’re going to work in groups of 4.
You will play at least 3 different games.

Afterwards, write about how the games went using the correct comparisons/superlatives that you’ve learned today. Write at least two comparisons and one superlative about each game (so at least 9 sentences total).
We will discuss your sentences and at the end you will hand in your notes.

Slide 16 - Tekstslide

The results!

Slide 17 - Tekstslide