Je weet hoe je het meewerkend voorwerp van een zin kunt vinden.
Wat gaan we doen?
Uitleg over het meewerkend voorwerp.
Oefenen/quiz
Tijd voor vragen en opmerkingen.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Doel van de les:
Je weet hoe je het meewerkend voorwerp van een zin kunt vinden.
Wat gaan we doen?
Uitleg over het meewerkend voorwerp.
Oefenen/quiz
Tijd voor vragen en opmerkingen.
Slide 1 - Tekstslide
Filmpje
Talent hoofdstuk 4.7
Slide 2 - Tekstslide
Stappen
Persoonsvorm
Zinsdelen
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp (alleen bij een werkwoordelijk gezegde)
Meewerkend voorwerp
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Waar denk je aan bij het meewerkend voorwerp?
Slide 5 - Woordweb
Het meewerkend voorwerp
Geeft aan voor wie iets bestemd is
1. Noteer het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
3. Controleer of je aan/voor kunt weglaten of toevoegen.
Slide 6 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp komt voor in zinnen waarin iemand iets 'vertelt' (uitleggen, zeggen, enzovoort) of 'geeft' (lenen, sturen, overhandigen, enzovoort).
Tip!
Bij het meewerkend voorwerp moet je de woorden 'aan' of 'voor' toe kunnen voegen of weg kunnen laten.
Slide 7 - Tekstslide
Even checken...
Begrijp je het meewerkend voorwerp?
Slide 8 - Tekstslide
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
A
aan/voor wie + pv + ow +lv?
B
aan/voor wie + ow + lv?
C
aan/voor wie + wg + ow +lv?
D
aan/voor wie + wg + lv?
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de pv? De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
verdwaalde
B
toerist
C
vroeg
D
de weg
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het wg? Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.
A
zongen een vrolijk welkomstlied
B
zongen voor
C
zongen
D
alle aanwezigen
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het ow? Zal de oud-kampioen vanavond de winnaar een medaille opspelden?
A
de winnaar
B
de oud-kampioen
C
zal
D
een medaille
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp? De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
de verdwaalde toerist
B
de politie
C
vroeg
D
de weg
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het mv? Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.
A
voor de jarige
B
de jarige
C
alle aanwezigen
D
een vrolijk welkomstlied
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp? 'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp? 'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 16 - Quizvraag
Zoek het meewerkend voorwerp! Shirley kocht zes rozen voor haar vriend voor Valentijnsdag.
A
voor haar vriend
B
zes rozen
C
haar vriend
D
voor Valentijnsdag
Slide 17 - Quizvraag
Zoek het meewerkend voorwerp. De kleine jongen gaf de reus geen kans meer.
A
de kleine jongen
B
de reus
C
geen kans
D
er is geen meewerkend voorwerp
Slide 18 - Quizvraag
Wat is in de volgende zin het meewerkend voorwerp? - de postbezorger overhandigde de klant de bestelling
A
De postbezorger
B
De klant
C
De bestelling
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 19 - Quizvraag
Inzichtsvragen
Dit kunnen jullie....
Slide 20 - Tekstslide
Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quizvraag
In elke zin staat een lijdend voorwerp
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quizvraag
Als er geen meewerkend voorwerp is kan er wel een lijdend voorwerp zijn.
A
juist
B
onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Aan de slag!
Maak in 4.7 de opdrachten bij het meewerkend voorwerp
Klaar?
Ga oefenen met de zinsdelen met de zinsdelengame !