unit 2 vocab test
1 / 21
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Write down the months of the year
In English, of course.
(write what you know)
In English, of course.
(write what you know)
Slide 4 - Open vraag
When is your birthday?
date + month
date + month
Slide 5 - Open vraag
Vertaal in het Engels:
Wat doe je graag in je vrije tijd?
Wat doe je graag in je vrije tijd?
Slide 6 - Open vraag
Geef de juiste vertaling:
Ik bel om iets te vragen over het festival.
Ik bel om iets te vragen over het festival.
Slide 7 - Open vraag
Geef de juiste vertaling:
Het wordt gebruikt om muziek mee te maken.
Het wordt gebruikt om muziek mee te maken.
Slide 8 - Open vraag
delicious
meat
food
hungry
sweets
Slide 9 - Sleepvraag
morning
evening
afternoon
dinner
lunch
breakfast
Slide 10 - Sleepvraag
Which is not a piece of clothing?
A
shirt
B
shorts
C
carpet
D
dress
Slide 11 - Quizvraag
outerwear
A
buitenkleding
B
bovenkleding
Slide 12 - Quizvraag
skirt
timer
0:10
A
rok
B
jurk
Slide 13 - Quizvraag
Vertaal: to match
A
horen bij
B
passen bij
C
een wedstrijd
D
een match
Slide 14 - Quizvraag
vertaal het woord: board game
'I like to play a board game every now and then.'
'I like to play a board game every now and then.'
Slide 15 - Open vraag
Vertaal: horseback riding
Slide 16 - Open vraag
morning
evening
afternoon
dinner
lunch
breakfast
Slide 17 - Sleepvraag
Vertaal "tijdschrift" naar het Engels
Slide 18 - Open vraag
Vertaal in het Engels: oefenen
