In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Overal Nask 2.3 Lichtbundels en lenzen
Slide 1 - Tekstslide
Planning
- Leerdoelen
- Quiz
- Uitleg
- Zelfstandig werken
- Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen 2.2
- Welke eigenschappen een spiegelbeeld heeft
- Hoe een spiegelbeeld ontstaat
- Hoe je door het weerkaatsen van lichtstralen een spiegelbeeld ziet
Slide 3 - Tekstslide
Er zijn natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen. Wat is een natuurlijke lichtbron?
A
haardvuur
B
een laser
C
een bliksemflits
D
een lucifer
Slide 4 - Quizvraag
Dit is een vorm van
A
Direct natuurlijk licht
B
Indirect natuurlijk licht
C
Diffuus licht
Slide 5 - Quizvraag
A
Directe natuurlijke lichtbron
B
Indirecte natuurlijke lichtbron
C
Directe kunstmatige lichtbron
D
indirecte kunstmatige lichtbron
Slide 6 - Quizvraag
Wat voor lichtbron is dit?
A
Directe kunstmatige lichtbron
B
Indirecte kunstmatige lichtbron
C
directe natuurlijke lichtbron
D
indirecte natuurlijke lichtbron
Slide 7 - Quizvraag
Een bosbrand is een
A
Kunstmatige indirecte lichtbron
B
Kunstmatige directe lichtbron
C
Natuurlijke indirecte lichtbron
D
Natuurlijke directe lichtbron
Slide 8 - Quizvraag
In een spiegel kun je jezelf zien.
Wat doet een spiegel met licht?
A
Een spiegel kaatst alle kleuren terug.
B
Een spiegel kaatst geen enkele kleur licht terug.
C
Een spiegel kaatst sommige kleuren licht terug.
Slide 9 - Quizvraag
je gaat een nieuwe rugzak kopen. je staat voor een spiegel. in welke figuur is het spiegelbeeld goed getekend.
juist
Slide 10 - Sleepvraag
Pieter staat 2,3 m voor een spiegel. op welke afstand ontstaat zijn spiegelbeeld.
A
op een kleinere afstand dan 2,3 m
B
op een grotere afstand dan 2,3 m
C
op precies 2,3 m
Slide 11 - Quizvraag
Van wat voor type weerkaatsing is dit een voorbeeld?
A
Diffuse reflectie
B
Spiegelende reflectie
Slide 12 - Quizvraag
In de tekening hiernaast staat een figuur voor een spiegel (de rode lijn). Achter de spiegel (rechts van de rode lijn) komt het spiegelbeeld ervan te staan. Welk spiegelbeeld is het juiste spiegelbeeld?
A
B
C
D
Slide 13 - Quizvraag
Dimitri kijkt in de spiegel. Van welk punt op Dimitri's hoofd zal het spiegelbeeld zich het dichtst bij de spiegel bevinden?
A
Punt L1
B
Punt L2
C
Punt L3
D
Punt L4
Slide 14 - Quizvraag
Leerdoelen
- Je leert hoe lichtbundels kunnen veranderen
Slide 15 - Tekstslide
Verschillende lichtbundels
Alle lichtstralen hebben dezelfde richting. "
"Evenwijdige lichtbundel" Het licht van de zon geeft een evenwijdige bundel.
De lichtstralen lopen steeds verder uit elkaar.
"Divergente lichtbundel" De meeste kunstmatige lichtbronnen zoals lampen geven divergente bundels.
De lichtstralen gaan naar één punt.
"Convergente lichtbundel. Dit kom je in de praktijk bijna nooit tegen
Slide 16 - Tekstslide
Evenwijdige lichtbundel
Een laser is een evenwijdige lichtbundel.
Deze bundel wordt niet groter en niet kleiner.
Dit is handig omdat deze bundel zijn energie veel langer vast houd dan een divergente bundel. Hierdoor schijnt een laser heel ver.
Slide 17 - Tekstslide
Divergente lichtbundel
De meeste lichtbronnen maken een divergente bundel.
Dit is een bundel die steeds groter wordt.
Bijvoorbeeld een zaklamp. Als je een zaklamp dicht bij de muur houdt is de bundel klein. Als je verder weg gaat staan wordt de bundel groter.
Slide 18 - Tekstslide
Convergente lichtbundel
Een bundel die steeds kleiner wordt heet een convergente bundel.
De lichtbundel richt zich op een bepaald punt. Dit punt noemen we het brandpunt. Als de lichtbundel na het brandpunt verder gaat wordt deze divergent.
Als je een vergrootglas in de zon houdt ontstaat er een convergente lichtbundel.