4BECO H19 Vermogensmarkt deel 2 (par 3)

Havo H19 Vermogensmarkt
paragraaf 3 de kapitaal markt en de geldmarkt
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Havo H19 Vermogensmarkt
paragraaf 3 de kapitaal markt en de geldmarkt

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt

  • kenmerken noemen van de geld- en kapitaalmarkt 
  • de handel in aandelen en obligaties beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

herhaling

Slide 3 - Tekstslide

Hoe heet het uitgeven van aandelen door een bedrijf?
A
Koersen
B
Emitteren
C
Garanderen
D
Dividend

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen onderdeel van het eigen vermogen
A
Geplaatst aandelenkapitaal
B
Onverdeelde winst
C
Maatschappelijke aandelenkapitaal
D
Herwaarderingsreserve

Slide 5 - Quizvraag

Een NV plaatst €1.000.000 nominaal tegen een koers van €14 per aandeel van €10 nominaal. Hoeveel neemt het geplaatste aandelenkapitaal toe?
A
€1.400.000
B
€400.000
C
€1.000.000
D
€40.000

Slide 6 - Quizvraag

Obligatielening is
A
Kort Vreemd Vermogen
B
Lang Vreemd vermogen

Slide 7 - Quizvraag

een ander woord voor "ontvangen leverancierskrediet":
A
debiteuren
B
crediteuren
C
uitstel van betaling
D
vooruitbetaalde bedragen

Slide 8 - Quizvraag

Een obligatielening wordt uitgegeven voor de koers van 98%.
Het interestpercentage van de obligatielening ligt:
A
hoger dan die van vergelijkbare obligaties
B
lager dan die van vergelijkbare obligaties
C
gelijk aan die van vergelijkbare obligaties

Slide 9 - Quizvraag

Je bestelt online Alexander McQueen schoenen bij de Bijenkorf voor € 500,- en betaald meteen met iDeal. De schoenen zullen over 3 dagen bezorgd worden. Is er sprake van een leverancierskrediet of afnemerskrediet. En is voor de Bijenkorf deze € 500,- een activa of passiva
A
Leverancierskrediet Activa
B
Leverancierskrediet Passiva
C
Afnemerskrediet Activa
D
Afnemerskrediet Passiva

Slide 10 - Quizvraag

Havo H19 Vermogensmarkt
paragraaf 3 de kapitaal markt en de geldmarkt

Slide 11 - Tekstslide

Vermogensmarkt
  • concrete of abstracte markt? 
  • geheel van vraag naar en aanbod van vermogen. Er is geen fysieke plaats waar je naar toe kunt; abstracte markt
  • vragers?
  • consumenten, overheid en ondernemingen
  • aanbieders?  
  • institutionele beleggers, spaarders, bedrijven
    en overheid

Slide 12 - Tekstslide

Geldmarkt en kapitaalmarkt
< 1 jr
> 1 jr
vrij verhandelbaar
1 op 1

Slide 13 - Tekstslide

Verschil investeren en beleggen
  • Investeren is het door een onderneming aanschaffen van kapitaalgoederen ten behoeve van de uitoefening van de onderneming
  • Beleggen is geld wat over is rendabel maken door bijvoorbeeld het aankopen van aandelen. 

Slide 14 - Tekstslide

aan de slag!
Maken opgave 19.4 t/m 19.6

Slide 15 - Tekstslide

Havo H19 Vermogensmarkt
paragraaf 4 de effectenbeurs

Slide 16 - Tekstslide

Herhaling

Slide 17 - Tekstslide

De koper betaalt voorafgaand aan levering van
een product of dienst.

Is hier sprake van een afnemers- of leverancierskrediet?
timer
1:00

Slide 18 - Open vraag

Wat is het verschil tussen investeren en
beleggen?
timer
1:30

Slide 19 - Open vraag

Vragers van vermogen
Aanbieders van vermogen
Consumenten
Institutionele beleggers
Beleggingsfondsen
Ondernemingen
Spaarders
Overheid

Slide 20 - Sleepvraag

Het agio per aandeel kunnen we op de volgende manier berekenen...
A
beurskoers - nominale waarde
B
emissiewaarde - beurskoers
C
emissiewaarde - nominale waarde
D
intrinsieke waarde - nominale waarde

Slide 21 - Quizvraag

Petra koopt een huis en sluit hiervoor een hypothecaire lening bij de bank af.
Petra is de ...
A
hypotheeknemer
B
hypotheekgever

Slide 22 - Quizvraag

Als obligatiehouder heb je stemrecht/ zeggenschap
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Een hypothecaire lening is te verkrijgen op de ...
A
geldmarkt
B
kapitaalmarkt

Slide 24 - Quizvraag

Bij een annuïteitenlening betaal je ieder jaar hetzelfde bedrag aan rente
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Kopen van effecten
  • Wat zijn effecten?
  • Verhandelbare waardepapieren: aandelen, obligaties, aandelen in beleggingsfondsen
  • Waar? 
  • Op de beurs; bijvoorbeeld Amsterdamse effectenbeurs (Euronext)
  • Hoe? 
  • Via een bank of broker 

Slide 26 - Tekstslide

Kopen van effecten
  • Tegen welke koers? 
  • Eerst mogelijke koers: market order 
  • Maximale koopprijs: limietorder
  • Kosten? 
  • Provisie

Slide 27 - Tekstslide


Slide 28 - Open vraag

Toezichthouders

Slide 29 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Lees paragraaf 19.4 en maak opgave 19.7 en 19.8

(+ opgave 19.4 t/m 19.6)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide