Duitslandquiz voor de vakantie


Duitslandquiz
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Duitslandquiz

Slide 1 - Tekstslide

Die Hauptstadt von Deutschland ist ...?

A
Köln
B
Hamburg
C
Berlin
D
München

Slide 2 - Quizvraag

Die Farben (kleuren) der deutschen Fahne (vlag) von oben nach unten:

A
schwarz – gold - rot
B
schwarz – rot - gold
C
gold – rot - schwarz
D
rot – schwarz - gold

Slide 3 - Quizvraag

Wie viele Einwohner hat
Deutschland?

A
Ongeveer 10 miljoen
B
Ongeveer 40 miljoen
C
Ongeveer 80 miljoen
D
Ongeveer 150 miljoen

Slide 4 - Quizvraag

Wer ist / war NICHT verheiratet (getrouwd) mit einem Deutschen?
A
Koningin Juliana
B
Prinses Beatrix
C
Koningin Wilhelmina
D
Koning Willem-Alexander

Slide 5 - Quizvraag

Wie viele Bundesländer
( = provincies) hat Deutschland?
A
14
B
12
C
16
D
10

Slide 6 - Quizvraag

Wie hießt "de snelweg" auf Deutsch?
A
Autobahn
B
Schnellweg
C
Fahrbahn
D
Autoweg

Slide 7 - Quizvraag

Was ist ein Apfelstrudel?

Slide 8 - Open vraag

Was ist die beste Note (cijfer) in Deutschland?
A
6
B
1
C
10
D
5

Slide 9 - Quizvraag

Was bekommst du, wenn du in Deutschland eine Frikadelle bestellst?
A
een braadworst met saus
B
een soort gehaktbal
C
een broodje kroket
D
een frikandel met mayo curry en uitjes

Slide 10 - Quizvraag

Bei welchem Fußballverein hat Arjen Robben gespielt?
A
Borussia Dortmund
B
HSV Hamburg
C
Bad Bentheimse Boys
D
Bayern München

Slide 11 - Quizvraag

Wie viele Nachbarländer hat Deutschland?
A
Acht
B
Neun
C
Zehn
D
Sieben

Slide 12 - Quizvraag

Wie nennst du das "mobieltje" auf Deutsch?
A
Das Telefon
B
Das Telefönchen
C
Das Mobilchen
D
Das Handy

Slide 13 - Quizvraag


Wat antwoord je op: 'Wie alt bist du?'
A
Mein Name ist Paul.
B
Ich bin fünfzehn Jahre alt.
C
Ich habe einen Bruder
D
Ich wohne in Enschede.

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent de eerste letter op de Duitse kentekenplaat?
A
Hoe oud de auto is
B
Hoeveel BTW betaald moet worden
C
Uit welke stad de auto van de eigenaar komt
D
Dat de auto goedgekeurd is

Slide 15 - Quizvraag


Der Tag vor dem Sonntag heißt....?
A
Montag
B
Mittwoch
C
Samstag
D
Freitag

Slide 16 - Quizvraag

.... heißt du?
..... Telefonnummer hast du?
.... bleibst du nicht?
....ist er gekommen?
..... wohnst du?

Wo

Warum

Welche

Wie

Wann

Slide 17 - Sleepvraag

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 18 - Sleepvraag

In welcher Stadt befindet sich dieses Stadion?
A
Berlin
B
München
C
Köln
D
Uelsen

Slide 19 - Quizvraag

Richtig oder falsch?

De maanden worden in het Duits met een Hoofdletter geschreven.
A
richtig
B
falsch

Slide 20 - Quizvraag

richtig oder falsch? "die-woorden" noemen we onzijdig.
A
richtig
B
falsch

Slide 21 - Quizvraag

Wie spät ist es?
A
Es ist Viertel vor fünf.
B
Es ist Viertel vor vier.
C
Es ist fast vier Uhr.
D
Es ist Viertel nach vier.

Slide 22 - Quizvraag

Wie spät ist es?
A
Es ist Viertel nach neun.
B
Es ist Viertel vor neun.
C
Es ist fast zehn Uhr.
D
Es ist Viertel nach acht.

Slide 23 - Quizvraag

Het Duitse voetbalteam wordt .. genoemd.
A
die Fußballspieler
B
die Mannschaft
C
das Elfzahl
D
die Lustigen Jungs

Slide 24 - Quizvraag

Welche Automarken kommen aus Deutschland?
A
Audi, BMW, Porsche
B
Audi, Porsche, Renault
C
Volkswagen, BMW, Fiat
D
Opel, Mercedes, Skoda

Slide 25 - Quizvraag

Wer ist diese Frau?
A
Ursula von der Leyen
B
Angela Merkel
C
Frau Holle
D
Helene Fischer

Slide 26 - Quizvraag

Wie viele Minuten habt ihr dieses Jahr Deutsch gehabt?
A
ca. 6400
B
ca. 3600
C
ca. 5300
D
Viel zu viel!

Slide 27 - Quizvraag

Herr Geukes Familie lebt ...
A
in Deutschland
B
in Österreich
C
in der Schweiz
D
in Dänemark

Slide 28 - Quizvraag

Van welke artiest / band hebben jullie dit jaar muziek gehoord tijdens de les Duits?
A
Andre Rieu
B
Sportsfreunde Stiller
C
Ludwig van Beethoven
D
Rammstein

Slide 29 - Quizvraag

Wat moeten de leerlingen vooral niet in de les doen?
A
Stiekem naar de Jumbo gaan
B
In de caféstand zitten
C
Tekenen tijdens de les
D
Niet door een ander heen praten

Slide 30 - Quizvraag

Was bedeutet das Wort "Nachhaltigkeit" Tip: Denk aan Twickel
A
houdbaarheid
B
iets kunnen volhouden
C
duurzaamheid

Slide 31 - Quizvraag

Hoe veel leerlingen heeft Herr Geuke dit jaar uit jullie klas gestuurd?
A
null
B
vier
C
dreißig
D
seeeehr viel

Slide 32 - Quizvraag

Herr Geuke spielt auch
A
Posaune
B
Blockflöte
C
Gitarre
D
Trompete

Slide 33 - Quizvraag

Willkommen bij het vak Duits

Slide 34 - Tekstslide