ROUS Verdienen & Uitgeven 2.6 en 2.7

Welkom
5 havo ECONOMIE  ||  2024-2025
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
5 havo ECONOMIE  ||  2024-2025

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Economische kringloop (eenvoudig)

Slide 3 - Tekstslide

Economische kringloop (met banken)

Slide 4 - Tekstslide

Economische kringloop (model)

Slide 5 - Tekstslide

Economische kringloop
  • gaat over bestedingen
  • tussen 5 economische sectoren (gezinnen, bedrijven, financiële instellingen, overheid en buitenland)
  • het is een vereenvoudigde weergave van de geldstromen tussen deze sectoren (geen stromen van goederen, diensten en productiefactoren)
  • voor elke sector geldt: ingaande geldstroom = uitgaande geldstroom

Slide 6 - Tekstslide

Economische kringloop (formules)
  • Y = C + B  + S                        (BBI = bestedingen van de gezinnen = BBP)
  • Y = C + I + O + E - M           (BBI = bestedingen aan de bedrijven = BBP)
  • particulier spaarsaldo = S - I
  • overheidssaldo              = B - O
  • nationaal spaarsaldo  = (S - I) + (B-O)
  • saldo buitenland           = E - M (saldo lopende rekening betalingsbalans)
  • (S - I) + (B - O) = (E - M)

Slide 7 - Tekstslide

Economische kringloop (overheid)
  • O = Cop + Com + lo
       Cop  = personele overheidsconsumptie (naar de gezinnen)
       Com = materiële overheidsconsumptie (naar de bedrijven)
       Io       = overheidsinvesteringen (naar de bedrijven)
  • Y = Ybedr + Yo
       Ybedr = BBI van gezinnen verdiend bij bedrijven
       Yo        = BBI van gezinnen verdiend bij overheid

Slide 8 - Tekstslide

Van een economische kringloop met alleen gezinnen en bedrijven zijn de volgende gegevens bekend: het BBP is € 520 miljard en de consumptie van gezinnen is € 420 miljard. Hoeveel bedragen de investeringen van bedrijven?
A
€ 120 miljard
B
€ 100 miljard
C
€ 80 miljard
D
€ 60 miljard

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Link

Aan de slag
Maak vragen van de website en maak printscreen van uitslag
Maken 2.6 & 2.7
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!

Slide 11 - Tekstslide

Opgave 2.6
a. Bereken welk bedrag de bedrijven en overheid samen aan de gezinnen betalen in de vorm van loon, rente, huur, pacht en winst.
  • Y = Ybedr + Yo = 460 + 40 = 500

b. Toon met een berekening aan dat je de uitgaven van gezinnen weer kunt geven als: 
Y = C + B + S
  • 500 = 250 + 100 + 150

c. Leg uit wat de geldstroom van banken naar bedrijven (I = 120) voorstelt.
  • De banken lenen bedrijven € 120 miljard ter financiering van de investeringen.

Slide 12 - Tekstslide

Opgave 2.6
d. Welke sectoren kopen goederen en diensten bij bedrijven?
  • Gezinnen (C), Overheid (Com + Io) en Buitenland (E)

e. Toon met behulp van getallen in de figuur aan dat geldt:
Y = C + I + O + E - M
  • constateer dat O = Cop + Com + Io
  • 500 = 250 + 120 + (70 + 40) + 160 - 140

f. Heeft de overheid een tekort of een overschot?
  • constateer dat O = Cop + Com + Io
  • O - B = (70 + 40) - 100 = 10 overheidstekort (overheidsuitgaven > belastingontvangsten)

Slide 13 - Tekstslide

Opgave 2.6
g. Bereken welke bedrag buitenlandse bedrijven bij Nederland moeten lenen.
  • E - M = (160 - 140) = 20 exportoverschot, dus het buitenland heeft een tekort en moet dus 20 miljard lenen

h. Laat zien dat geldt: S = I + (O- B) + (E - M)
  • 150 = 120 + (110 - 100) + (160 - 140)

Slide 14 - Tekstslide