1 De zaadleider vervoert de zaadcellen naar de zaadblaasjes.
2 De zaadblaasjes voegen vocht toe aan de zaadcellen.
3 De zaadcellen gaan verder naar de prostaat.
4 De prostaat voegt ook vocht toe. De zaadcellen met vocht noem je sperma.
5 Het sperma gaat de urinebuis in.
6 Het sperma komt door de urinebuis naar buiten. Dit is de zaadlozing.