Clase 9. Unidad 6 Gramática C2

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Jueves, 14 noviembre de 2024
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Jueves, 14 noviembre de 2024

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
  1. Somtoday.
  2. Objetivos unidad 6.
  3.  Seguimos con la unidad 6. Gramática
  4. ¡A trabajar!
  5. Final de la clase. ¿Qué hemos aprendido hoy?

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van dit hoofdstuk:
Leerdoelen
- ik kan praten over vervoersmiddelen
- ik kan praten over het verkeer
- ik kan een stad beschrijven
- ik kan de weg vragen/de weg wijzen



Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van dit hoofdstuk:
Succescriteria's
- ik kan de gebiedende wijs vervoegen
- ik weet wanneer ik hay en estar moet gebruiken



Slide 4 - Tekstslide

Repasamos el vocabulario de la unidad 6

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Unidad 6 Gramática
1. Gebiedende wijs (Imperativo) (Zie ook stencil op Somtoday)
2. Hay/estar

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de gebiedende wijs?
De gebiedende wijs, drukt een bevel, verzoek of verbod uit.
Wanneer je opdrachten of aanwijzingen geeft.

Por ejemplo:
Tú mira (mirar) >> kijk
Tú come (comer) tranquilamente >> eet rustig
Tú sube (subir) >> ga naar boven

Welke vorm je gebruikt, hangt af van de persoon tegen wie je iets zegt.
                                    ¡Estudia para el examen! (tú)
                                    ¡Estudie para el examen! (usted)

Slide 8 - Tekstslide

El imperativo 
                                                      HABLAR                     
                                                +                       -
Tú (jij)                                 habla      no hables                    
Vosotros (jullie)            hablad     no habléis


Slide 9 - Tekstslide

El imperativo 
                                                      COMER                     
                                                +                       -
Tú (jij)                                 come     no comas
Vosotros (jullie)            comed   no comáis

Slide 10 - Tekstslide

El imperativo 
                                                      SUBIR                    
                                                +                       -
Tú (jij)                                 sube      no subas
Vosotros (jullie)            subid     no subáis

Slide 11 - Tekstslide

Imperativo (regelmatige werkw.)
Bevestigend 

Bajar:  ¡Baja la música, por favor!  (tú)
              ¡Bajad la música, por favor! (vosotros)
Beber: ¡Bebe más agua, por favor! (tú)
               ¡Bebed más agua, por favor! (vosotros)
Abrir:    ¡Abrla puerta, por favor!  (tú)
               ¡Abrid la puerta, por favor! (vosotros)


¡Baje la música, por favor! (usted)
¡Beba más agua, por favor! (usted)
¡Abra la puerta por favor! (usted)
Imperativo (regelmatige werkw.)
Ontkennend.  ---

Bajar:  ¡No bajes la música, por favor! (tú)
             No bajéis la música, por favor (vosotros)
Beber: Bebe más agua, por favor (tú)
            No bebáis más agua, por favor (vosotros)
Abrir: Abre la puerta, por favor   (tú)
            No abráis  la puerta, por favor (vosotros)


¡No baje la música, por favor (usted)
¡No beba más agua, por favor (usted)
¡No abra la puerta, por favor (usted)

Slide 12 - Tekstslide

venir
hacer
poner
ir
tú +
ven
haz
pon
ve
tú -
no vengas
no hagas
no pongas
no vayas
vosotr.+
venid
haced
poned
id
vosotr.-
no vengáis
no hagáis
no pongáis
no vayáis
Verbos irregulares

Slide 13 - Tekstslide

cerrar 
decir
salir
tener
tú +
cierra
di
sal
ten
tú -
no cierres
no digas
no salgas
no tengas
vosotr.+
cerrad
decid
salid
tened
vosotr.-
no cerréis
no digáis
no salgáis
no tengáis
Verbos irregulares

Slide 14 - Tekstslide

Bevestigend:
tú-hablar
A
hablas
B
hablo
C
hable
D
habla

Slide 15 - Quizvraag

Bevestigend:
comer-vosotros

A
como
B
comemos
C
comas
D
comed

Slide 16 - Quizvraag

Ontkennend:
abrir-tú

Slide 17 - Open vraag

Bevestigend:
hacer-vosotros

Slide 18 - Open vraag

Ontkennend:
ir-vosotros

Slide 19 - Open vraag

Bevestigend:
poner-tú

Slide 20 - Open vraag

Bevestigend:
decir-tú

Slide 21 - Open vraag

Ontkennend:
mirar-tú

Slide 22 - Open vraag

Ontkennend:
comprar-tú

Slide 23 - Open vraag

Hay/está(n)
Na hay (er is, er zijn) staat er vóór zelfstandige naamwoorden nooit een bezittelijk voornaamwoord of bepaald lidwoord.
"En mi calle hay una panadería"     
"En mi jardín hay muchas flores"
" En la calle hay  dos semáforos"

Slide 24 - Tekstslide

Hay/está(n)
Staat er voor het zelfstandig naamwoord wel een bepaald lidwoord, of een bezittelijk of aanwijzend voornaamwoord? dan gebruik je estar.

"El coche está en el garaje"
"Mi hermano está en el instituto"



Slide 25 - Tekstslide

Hay-está(n)
"La casa de mi amiga......... en Dordrecht."

Slide 26 - Open vraag

Hay-está(n)
"En mi barrio.........muchos edificios"

Slide 27 - Open vraag

Hay-está(n)
"En Dordrecht............una iglesia muy grande."

Slide 28 - Open vraag

Verplichte opdrachten:
C2 U6 TB (in de klas) Gramática
Opdracht. 1 t/m 4
C2 U5 WB (huiswerk) Gramática
Opdracht. 1 t/m 5


Si terminas/Als je klaar bent:
Woordjes leren unidad 6
Frases claves unidad 6
Stencil Imperativo (leren)








Slide 29 - Tekstslide

Ik kan de gebiedende wijs vervoegen
010

Slide 30 - Poll

ik weet wanneer ik hay en estar moet gebruiken
010

Slide 31 - Poll


¿Cómo has trabajado hoy en clase?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof

Slide 33 - Poll

0

Slide 34 - Video