The Present Simple

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide



new words from the vocabulary list

Slide 2 - Tekstslide




have learned about 
and practiced with
the present simple 


Slide 3 - Tekstslide



Learn what the present simple is

practice with
the present simple 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

What do you know about:
'The present simple'

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

The present simple

The present simple is de tegenwoordige tijd

We gebruiken the present simple bij:

  • Facts - Feiten
  • Habits - Gewoontes
  • Regular events - Regelmatige gebeurtenissen

Slide 8 - Tekstslide

The present simple

Facts - Feiten
"Miss Aden is an English teacher."

Habits - Gewoontes
"I walk to school every day."

Regular events - Regelmatige gebeurtenissen
"We usually eat pizza on the weekends."

Slide 9 - Tekstslide

The present simple

Je hebt regelmatige & onregelmatige werkwoorden

Regelmatige werkwoorden --> volgen een regel

Onregelmatige werkwoorden --> volgen geen regel 
(deze moet je uit je hoofd kennen)

Slide 10 - Tekstslide

The present simple

De regel van regelmatige werkwoorden 
bij the present simple is:

Bij: I / You / We / They --> het hele werkwoord
Bij: She / He / It --> het hele werkwoord +s

SHIT-regel

Slide 11 - Tekstslide

The present simple

Het werkwoord: 'To be' betekent 'zijn

'to be' is een onregelmatig werkwoord

Slide 12 - Tekstslide

The present simple

I am = Ik ben
You are = Jij bent
She is / He is / It is = Zij is / Hij is / Het is
We are = Wij zijn
They are = Zij zijn

Slide 13 - Tekstslide

The present simple

Afkortingen:

I am = I'm
You are = You're
She is / He is / It is = She's / He's / It's
We are = We're
They are = They're

Slide 14 - Tekstslide

The present simple

Het werkwoord: 'To have' of 'to have got' betekent 'hebben

'to have' is een regelmatig werkwoord

Slide 15 - Tekstslide

The present simple

I have (got) = Ik heb
You have (got) = Jij hebt
She has / He has / It has (got) = Zij heeft / Hij heeft / Het heeft
We have (got) = Wij hebben
They have (got) = Zij hebben

Slide 16 - Tekstslide

The present simple

Het werkwoord: 'To love' betekent 'houden van

'to love' is een regelmatig werkwoord

Slide 17 - Tekstslide

The present simple

I love = Ik houd van
You love = Jij houd van
We love = Wij houden van
They love = Zij houden van
She loves / He loves / It loves =
Zij houdt van / Hij houdt van / Het houdt van

Slide 18 - Tekstslide

The present simple

Het werkwoord: 'To like' betekent 'leuk vinden

'to like' is een regelmatig werkwoord

Slide 19 - Tekstslide

The present simple

I like = Ik vind leuk
You like = Jij vindt leuk
We like = Wij vinden leuk
They like = Zij vinden leuk
She likes / He likes / It likes = Zij / Hij / Het vindt leuk

Slide 20 - Tekstslide

The present simple

Het werkwoord: 'To do' betekent 'doen

'to doen' is een regelmatig werkwoord

Slide 21 - Tekstslide

The present simple

I do = Ik doe
You do = Jij doet
We do = Wij doen
They do = Zij doen
She does / He does / It does
Zij doet / Hij doet / Het doet

Slide 22 - Tekstslide

The present simple

Soms verandert de spelling van het werkwoord bij she/he/it
Als het werkwoord eindigt op een medeklinker + y 
doe je er niet alleen een 's' bij, maar veranderd de 'y' --> 'ies'

I fly
You fly
We fly
They fly
She flies / He flies / It flies

Slide 23 - Tekstslide

The present simple

Soms verandert de spelling van het werkwoord bij she/he/it
Als het werkwoord eindigt op een medeklinker + y 
doe je er niet alleen een 's' bij, maar veranderd de 'y' --> 'ies'

I study
You study
We study
They study
She studies / He studies / It studies

Slide 24 - Tekstslide

The present simple

Als het werkwoord eindigt op een klinker + y 
veranderd de SHIT-regel niet.
De regel blijft +s

I play
You play
We play
They play
She plays / He plays / It plays

Slide 25 - Tekstslide

The present simple

Soms verandert de spelling van het werkwoord bij she/he/it
Als het werkwoord eindigt op een 's'-klank
doe je er niet alleen een 's' bij, maar 'es'

Als het werkwoord eindigt op een 's'-klank:
-s --> 'She kisses her mother every day.'
-z --> 'She quizes the students every lesson.'
-x --> 'He fixes my bike.'
-ch --> 'He watches TV every night.'


Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide


My sister and I ___ (like) to play games.
A
like
B
likes
C
likees
D
liking

Slide 28 - Quizvraag


My brother ___ (play) football a lot.
A
play
B
plays
C
playes
D
playing

Slide 29 - Quizvraag


The plane ___ (fly) in the sky.
A
fly
B
flying
C
flys
D
flies

Slide 30 - Quizvraag


The students ___ (watch) TV in the house.
A
watch
B
watches
C
watching
D
watchs

Slide 31 - Quizvraag


My friend ___ (watch) TV in his house.
A
watch
B
watches
C
watching
D
watchs

Slide 32 - Quizvraag


My boyfriend ___ (box) every Sunday.
A
box
B
boxing
C
boxes
D
boxs

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide



Make exercises:
32-36

Pages:
60-62

Slide 35 - Tekstslide






have learned about
and practiced with
the present simple 

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

My teacher ___ (tell) us every lessons that it ____ (to be) very important to speak English.

Slide 38 - Open vraag





Make: Exercises 32-36 | Pages 60-62
Study: Vocabulary - Theme Words | Page 82



Slide 39 - Tekstslide




practice with the vocabulary words

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide