Burgerschap 2.2 Wat doe ik voor een ander? 2.3 Met wie voel ik me verbonden?

Paragraaf 2.2 en 2.3
Wat doe ik voor een ander?
Met wie voel ik me verbonden?
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 2.2 en 2.3
Wat doe ik voor een ander?
Met wie voel ik me verbonden?

Slide 1 - Tekstslide

2.2 Wat doe ik voor een ander
Lesdoelen:
- Je kunt uitleggen waarom sociaal gedrag belangrijk is voor de samenleving
-Je kunt voorbeelden noemen van sociaal gedrag
-Je kunt met een voorbeeld uitleggen hoe sociaal jij zelf bent

Slide 2 - Tekstslide

Wat is volgens jullie sociaal gedrag?

Slide 3 - Open vraag

Sociaal gedrag.
Sociaal gedrag betekent dat mensen rekening houden met elkaar en elkaar helpen.

Slide 4 - Tekstslide

Rianne zorgt op zaterdag voor haar zieke zus zodat haar moeder naar haar werk kan. Dit is een voorbeeld van?
A
Sociaal gedrag.
B
Mantelzorg.
C
Vrijwilligerswerk.
D
Eigenbelang.

Slide 5 - Quizvraag

Vrijwilligerswerk
Is werk dat je onbetaald en onverplicht doet, voor anderen of voor de samenleving.

Slide 6 - Tekstslide

Welk voorbeelden van vrijwilligerswerk ken je?

Slide 7 - Open vraag

Eigenbelang
Het willen behalen van eigen doelen en doen wat belangrijk is voor je. Het is belangrijk om een balans te vinden tussen wat goed is voor jezelf en voor de samenleving.

Slide 8 - Tekstslide

Gerichte vragen.
Met gerichte vragen ga je op zoek naar precieze informatie.
Zulke vragen worden ook wel de 5W+H vragen genoemd.
Wie, wat, waar, wanneer en hoe?

Slide 9 - Tekstslide

Uitspraken met een passende gerichte vraag.
Ik vind dat soort dingen onbegrijpelijk --> Welk soort dingen? Wat begrijp je dan niet?

Donor zijn lijkt me lastig? --> Lastig? Wat is dan precies lastig?


Slide 10 - Tekstslide

Goede doelen bestoken met steeds met mail. ----> Welke vraag past hier?

Slide 11 - Open vraag

2.3 Met wie voel ik  me verbonden?
Leerdoelen deze les:
- Je kent de voordelen van samenleven in een groep
-Je kunt uitleggen waarom solidariteit in een samenleving belangrijk is
- Je kunt voor- en nadelen van individualisme benoemen

Slide 12 - Tekstslide

Gemeenschappen.
Mensen wonen in groepen. Deze groepen noemen we gemeenschappen.

Slide 13 - Tekstslide

Soort gemeenschap.

leef- en woongemeenschappen


leer- en werkgemeenschappen


verenigingen


geloofsgemeenschappen
Voorbeeld.

buurten, wijken, dorpen, steden, landen


bedrijven, onderwijs, zorginstellingen, organisaties

sportclubs, politieke partijen, vakbonden


kerken, moskeeën, synagogen, meditatiecentra 




Slide 14 - Tekstslide

Waarom leven mensen in gemeenschappen?
A
Veiligheid.
B
Steun.
C
Samenwerken.
D
Sociale contacten.

Slide 15 - Quizvraag

De moskee zamelt geld in om een arm gezin bij te staan.
Welk voordeel geeft de gemeenschap hier vooral?
A
Veiligheid
B
Samenwerking
C
Solidair
D
Steun

Slide 16 - Quizvraag

Solidariteit
Mensen voelen zich met elkaar verbonden. Ze weten wat ze aan elkaar hebben. Mensen hebben iets voor elkaar over. Ze geven iets en krijgen er iets voor terug.

Slide 17 - Tekstslide

Niet alle mensen vinden een gemeenschap even belangrijk? Ze vinden dat ze prima voor zichzelf kunnen zorgen. Welke term past hier?

Slide 18 - Open vraag

Lastig woord!
Individualisme.

Slide 19 - Tekstslide

Sociaal netwerk
Iedereen met wie jij persoonlijk contact hebt. Al je contacten thuis, op school/stage, vrienden/kennissen, buren etc.
Ook iedereen die je online ontmoet.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Vraag antwoord.

O, dat valt wel mee hoor.


Nou, dat is niet altijd zo.

Hmm, anderen vinden dat vaak moeilijk.
Onverwachte reactie.

Nou, fijn dat het geen probleem voor je is.

Wanneer is het dan wel zo?

En wat vind jij er makkelijk aan?

Slide 22 - Tekstslide

Opdrachten maken.
2.3 opdracht 1 t/m 6 in je werkboek

Slide 23 - Tekstslide

2.4 Hoe zorg ik voor mijn leefomgeving
Leerdoelen deze les:
- Je kunt voorbeelden geven wat een omgeving leefbaar maakt
- Je hebt inzicht in de gevolgen van sociaal en asociaal gedrag voor anderen
- Je kunt uitleggen hoe jij reageert als je last hebt van andermans gedrag

Slide 24 - Tekstslide

Eerst een quiz om te checken wat je nog van de vorige les weet.

Slide 25 - Tekstslide

Wat is geen kenmerk van solidariteit?
A
Geven en nemen
B
Op jezelf gericht zijn
C
Met elkaar verbonden voelen
D
Iets voor elkaar over hebben

Slide 26 - Quizvraag

gemeenschap

Slide 27 - Woordweb

Soort gemeenschap.

leef- en woongemeenschappen


leer- en werkgemeenschappen


verenigingen


geloofsgemeenschappen
Voorbeeld.

buurten, wijken, dorpen, steden, landen


bedrijven, onderwijs, zorginstellingen, organisaties

sportclubs, politieke partijen, vakbonden


kerken, moskeeën, synagogen, meditatiecentra 




Slide 28 - Tekstslide

Wat zijn de 4 functies van een gemeenschap?
A
veiligheid, verantwoordelijkheid, steun, sociale contacten
B
veiligheid, verantwoordelijkheid, steun, gezelligheid
C
veiligheid, steun, samenwerken, sociale contacten
D
verantwoordelijkheid, steun, samenwerken, sociale contacten

Slide 29 - Quizvraag

Online contact behoort tot je sociaal netwerk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Noem 3 dingen die er in jouw
ideale woonwijk moeten zijn

Slide 31 - Woordweb

Hoe draag jij bij aan je leefomgeving?
  • verantwoordelijkheid:                                                                                                     jouw gedrag heeft gevolgen voor andere mensen en de directe omgeving
  • sociaal gedrag:                                                                                                                             -zorgt ervoor dat de samenleving goed functioneert                                               - de omgeving blijft leefbaar

Slide 32 - Tekstslide

Wat zorgt voor minder leefbaarheid?
  • asociaal gedrag:                                                                                                               gedrag dat negatieve gevolgen heeft voor anderen en voor de leefomgeving
  • overlast:                                                                                                                             gedrag dat door anderen als vervelend wordt ervaren

Slide 33 - Tekstslide

Noem 1 ding waar mensen zich het meest aan ergeren in hun leefomgeving

Slide 34 - Open vraag

Top 5: waar ergeren burgers zich aan?
1 hondenpoep
2 afsteken vuurwerk
3 zwerfvuil
4 onbeschoft/asociaal gedrag
5 te hard rijden

Slide 35 - Tekstslide

Noem 1 ding waar mensen blij van worden in hun leefomgeving?

Slide 36 - Open vraag

Top 5: waar worden burgers blij van?
1 aanwezigheid winkels
2 rekening houden met elkaar
3 elkaar groeten
4 oplettende buurtbewoners
5 voldoende openbaar groen

Slide 37 - Tekstslide

Kritisch denken: 
hoe vat ik samen wat een ander heeft gezegd?
  • herhaal letterlijk
  • houd het kort 
  • zorg voor een double check                                                                                                                          

Slide 38 - Tekstslide

Kritisch denken: 
stellen van vragen
  • open vraag: nodigt iemand uit om veel te gaan vertellen
  • gerichte vraag: voor het krijgen van precieze informatie                                                                                                                        

Slide 39 - Tekstslide

Terugblik op de leerdoelen van deze les
Leerdoelen deze les:
- Je kunt voorbeelden geven wat een omgeving leefbaar maakt
- Je hebt inzicht in de gevolgen van sociaal en asociaal gedrag voor anderen
- Je kunt uitleggen hoe jij reageert als je last hebt van andermans gedrag

Slide 40 - Tekstslide

Wat maakt een omgeving leefbaar?

Slide 41 - Open vraag

Opdrachten maken
2.4 opdracht 1 t/m 6 in je werkboek

Slide 42 - Tekstslide