20241209 unité3 c'est qui, c'est quoi

Unité 3
C'est qui!
C'est quoi!

Welke vier manier ken je als je een vraag wil stellen?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Unité 3
C'est qui!
C'est quoi!

Welke vier manier ken je als je een vraag wil stellen?

Slide 1 - Tekstslide

Passé composé van être
J’ai été= ik ben geweest
tu as été= jij bent geweest
Il a été= hij is geweest
elle a été=zij is geweest
On a été = men is geweest, wij zijn geweest
Nous avons été= wij zijn geweest
Vous avez été= u bent geweest, jullie zijn geweest
Ils ont été= zij zijn geweest(m)
elles ont été= zij zijn geweest(vr)
Passé composé van avoir
J’ai eu= ik heb gehad
Tu as eu= jij hebt gehad
Il a eu= hij heeft gehad
elle a eu= zij heeft gehad
On a eu= men heeft gehad, wij hebben gehad
Nous avons eu= wij hebben gehad
Vous avez eu= u hebt gehad, jullie hebben gehad
Ils ont eu= zij hebben gehad (m)
elles ont eu= zij hebben gehad(vr)

Slide 2 - Tekstslide

ÊTRE= zijn
Je suis= ik ben
Tu es= jij bent
Il est = hij is
Elle est= zij is
On est= men is, wij zijn
Nous sommes= wij zijn
Vous êtes= u bent, jullie zijn
Ils sont=zij zijn(m)
Elles sont= zij zijn(vr)
AVOIR= Hebben
j'ai= ik heb
tu as= Jij hebt
il a= hij heeft
elle a = zij heeft
on a= men heeft, wij hebben
nous avons= wij hebben
Vous avez= u heeft, jullie hebben
Ils ont= zij hebben (m)
Elles ont= zij hebben (vr) 







Slide 3 - Tekstslide

Sur la table....

* TES LIVRES

* TON CAHIER

* TA TROUSSE


Slide 4 - Tekstslide

Planning de cette semaine
Bonjour mes chers éléves etc....temps,heure, verbes
*Chanson : Entre le boeuf et l'âne gris
* herhalen: le temps, l'heure, les verbes avoir/être
* Doornemen de zinnetjes appr.7/appr. overhoren
* Oefenen "mettre"   (op het bord )
* doornemen: appr. 2 en 3




 






Slide 5 - Tekstslide

Réponses!
1. Quel est le sujet de ce chapitre?  
* Vlog begrijpen waarin Julien vertelt over een Franse film. 
* Reviews begrijpen over films en vragen daarover beantwoorden.
* Personen beschrijven met gebruik van bijvoeglijke naamwoorden.
* Lilou vertelt over de cadeautjes voor haar verjaardag. Armand beschrijft een gevonden kat
2. Quels sont les buts?  
* Het vervoegen en het gebruik van het ww: mettre in 2 tijden
* Bijzonderheden over het bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Tekstslide

Mettre: leggen zetten, aantrekken
Je mets: ik zet
tu mets: jij zet
il met: hij zet
elle met: zij zet
on met: men zet, wij zetten
nous mettons: wij zetten
vous mettez: u zet, jullie zetten
Ils mettent: zij zetten: (M)
Elles mettent: zij zetten(vr)
PC: j'ai mis, tu as mis, il a mis, nous avons mis, vous avez mis, ils ont mis

Slide 7 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Stel jezelf de volgende vragen:

* Weet ik wat een bijvoeglijk naamwoord is?
* Weet ik welke vormen het bijvoeglijk naamwoord heeft?
* Weet ik de onregelmatige vormen van het bijvoeglijk nmw?
* Weet ik de plaats van het bijvoeglijk naamwoord?
* Ken ik de uitzonderingen van de plaats van het bijv. nwm?

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
* zegt iets van een zelfstandig naamwoord:
een groot groen huis (une grande maison verte)

* kan veranderen qua vorm (schrijfwijze):
een groot huis  / het grote huis      (une grande maison)
een kleine tuin / de kleine tuin        (un grand jardin)

Slide 9 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (vorm)
In het Frans kent het bijvoeglijk naamwoord 4 vormen:
 
grand       grande                             petit     petite
grands      grandes                         petits    petites
      groot/grote                                    klein/kleine

deux grandes maisons               trois petits jardins

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (bijzondere vormen)
Soms verandert er meer dan 1  letter: 
beau           belle                             vieux     vieille
beaux         belles                          vieux      vieilles
      mooi/mooie                                   oud/oude

deux belles maisons               trois vieux jardins

Slide 11 - Tekstslide

Instruction
Wat     : Maken van Lire en grammaire  pag 90 t/m 96 
Hoe     : Zorg dat je de vragen goed leest!  
Wie     :  De eerste 10 minuten werk je in stilte en alleen.
              Daarna mag je een vraag stellen aan de docent.
              Je mag pas praten/overleggen als de docent dat aangeeft.
Tijd     :  15minuten
Klaar  :  herhalen : apprendre 1, appr 2, appr 3, appr 4 + appr 7  
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (plaats)
De regel is: In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord altijd ACHTER het zelfstandige naamwoord:

une maison moderne                                  een modern huis
une route dangereuse                                een gevaarlijke weg
un garçon intelligent                                 een intelligente jongen
deux filles sportives                                     twee sportieve meisjes

Slide 13 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (plaats)
De regel is: In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord altijd ACHTER het zelfstandige naamwoord:

MAAR NATUURLIJK ZIJN ER UITZONDERINGEN!!!!
Kijk mee!
Luister mee!
Schrijf mee!

Slide 14 - Tekstslide

Welke bijvoeglijke naamwoorden staan erachter?
intelligent            heureux       malheureux   chaud     froid      dangereux          amusent      content     
sportif
moderne
intéressant
rouge noir vert (alle kleuren)
allemand  anglais  espagnol (alle nationaliteiten)


Slide 15 - Tekstslide

Vertaal: Het is een gek verhaal.

Slide 16 - Open vraag

Vertaal: Het is een mooie poster.
Ik heb twee mooie posters.

Slide 17 - Open vraag

Welke bijvoeglijke naamwoorden staan ervoor?
bon, beau, joli
haut, long, petit
jeune, grand
vieux, mauvais, mechant
autre, dernier, gros
premier, deuxième, nouveau

Slide 18 - Tekstslide

vertaal: Marc legt zijn blauwe boek op de tafel
A
Marc met son livre bleu sur la table
B
Marc met sa bleu livre sur le table
C
Marc met son bleue livre sur la table
D
Marc met son livre bleue sur la table

Slide 19 - Quizvraag

(gevaarlijk) J'ai trouvé
une____________ route_______________.

(bepaal vorm en plaats!)
A
dangereux route
B
dangereuse route
C
route dangereuse
D
route dangereux

Slide 20 - Quizvraag

(groot) Mon frère est
un ________________ garçon ________________.


A
grande garçon
B
grand garçon
C
garçon grand
D
garçon grande

Slide 21 - Quizvraag

(nieuw) Je veux voir un
________________ film (m) _______________.


A
nouveau film
B
nouvelle film
C
nouveaux film
D
nouvelles film

Slide 22 - Quizvraag

Lundi le 9 décembre 2024
Bonjour mes chers éléves
-
-le temps, l'heure
- chanson,  boeuf
commencer à lire les textes page 90

Slide 23 - Tekstslide

Prends ton livre!
Cherche la page:

Page 90
Lire texte cette semaine au cinéma en petit groupe
             




Slide 24 - Tekstslide

Cette semaine au cinéma
in groepjes van 4 lees je ieder apart 1 tekstje .
- begin met de tekst 1 keer zelf en individueel te lezen
- overleg met elkaar of je weet wat de tekst betekent
-zijn er woorden die je niet kent, zoek de betekenis ervan op
Het hele groepje schrijft de betekenis op in het schrift .
timer
0:10

Slide 25 - Tekstslide

Mercredi le 11 décembre 2024
-bonjour mes chers élèves
-temps. 2x
-répéter les verbes mettre/faire/aller
- aan de slag met opdrachten 8 a t/m 8 e
- diagnostische toets unité première partie

timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide

ZS: zelfstandig werken in stilte
Voordelen:
*Rustige sfeer om in te werken.
*Aanscherpen concentratie
*Betere Focus
*Zelf oplossingsgericht nadenken

Na 10 minuten mag je zeker vragen stellen.

Slide 27 - Tekstslide

vervolg les 20241209
- aan de slag met opdrachten 
op pag 91 opdr. 5,  6, 7 
-Quizlet  5 min
opdracht. 8 a, 8 b, 8 c, 8 d , 8 e
Bonne chance !!
timer
15:00

Slide 28 - Tekstslide

la lumière = het licht
De gebroeders Lumière hebben een bijzondere uitvinding gedaan.
Zoek op wie zij waren. 
Wat hebben ze uitgevonden ?
timer
5:00

Slide 29 - Tekstslide