Vragen maken in het Engels kan op verschillende manieren.
1. De volgende vraagwoorden zet je vooraan de Engelse zin: why, where, when, what, which, who, how.
Zet een vorm van to be (am, are, is = tegenwoordige tijd en was, were = verleden tijd) staat, zet je deze vooraan.
2. Begin de zin met een hulpwerkwoord zoals can, could, will, would.
3. Staat er maar één werkwoord in de zin en het is niet to be, gebruik dan een vorm van to do (do/does = tegenwoordige tijd en did = verleden tijd) vooraan de zin + hele werkwoord.