1.2 Kritische denkvaardigheden 3/4

Kritisch denken 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Kritisch denken 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • Weet je wat kritisch denken is en welke kritische denkvaardigheden er zijn.
  • Kun je uitleggen wat een aanname is.
  • Weet je hoe je feiten van meningen kunt onderscheiden.
  • Kun je uitleggen waarom kritisch denken belangrijk is.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is kritisch denken?
Kritisch denken is het proces om te komen tot een grondig en met betrouwbare gegevens onderbouwd oordeel.

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht

'Als je kritische denkvaardigheden toepast, krijg je minder snel ruzie.'
Schrijf op of je het eens of oneens bent met deze stelling. Geef minimaal twee argumenten
Tijd: 5 minuten

Slide 4 - Tekstslide

Zelfredzaamheid
Kritisch denken gaat hand-in-hand samen met zelfredzaamheid.

Zelfredzaamheid is het vermogen om voor jezelf te zorgen en je eigen problemen op te lossen.

Slide 5 - Tekstslide

'Als je kritische denkvaardigheden toepast, krijg je minder snel ruzie'

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Video

Mening vormen
Voordat je een mening vormt, bekijk je de zaak van twee kanten. Trek dan pas je oordeel. Op dat moment heb je namelijk goed over je mening nagedacht

'Je mening is dus niet het meest interessant. Het proces om tot die mening te komen is veel belangrijker. Kortom, het gaat niet om 'wat' , maar om 'hoe'.'

Slide 8 - Tekstslide

Redeneren
Redeneren is ook een onderdeel van kritisch denken. Maar wat is redeneren?

Redeneren is het onderbouwen van een beweren. Bij redeneren vertel je dus waarom je iets vindt/die mening hebt. Je gebruikt dus een argument.

Slide 9 - Tekstslide

Redeneren
Geef een voorbeeld van een goede redenering

Geef een voorbeeld van een slechte redenering

Slide 10 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een goede redenering.

Slide 11 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een slechte redenering

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Bewijs
Om een mening te vormen, gebruik je informatie. Die informatie gebruik je om je mening kracht bij te zetten. Je mening moet tenslotte ergens op gebaseerd zijn en niet  "gewoon, omdat het zo is".

Slide 14 - Tekstslide

Feit - Mening
Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 15 - Tekstslide

Mening
Een mening is een persoonlijke opvatting en daarmee dus subjectief. Subjectief wil zeggen dat iets al bevooroordeeld is. 

Slide 16 - Tekstslide

Feit
Feiten kun je controleren en dat maakt feiten objectief. Dat wil zeggen dat feiten niet beïnvloed kunnen worden. Feiten zijn zoals ze zijn en die kun je dus niet veranderen.

Slide 17 - Tekstslide

Feit + Mening
Wanneer je een mening onderbouwt met feiten, zorgt het er voor dat je mening steviger staat dan een mening zonder onderbouwing van feiten. 

Slide 18 - Tekstslide

Aanname
Er van uitgaan dat dingen zijn zoals je denkt/inbeeld zoals ze zijn

Slide 19 - Tekstslide

Informatie
Om een mening te vormen heeft men dus informatie nodig. Tegenwoordig vind je overal informatie. Dit vind je in kranten, boeken of op het internet. Ook social media speelt een rol in informatie verspreiding

Slide 20 - Tekstslide