H3 Unité 2 les 6

Salut H3!
Le 5 décembre, 2023
BIENVENUE
- portable dans le sac s.v.p. 
- chewing-gum à la poubelle
- prenez vos tablettes



1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Salut H3!
Le 5 décembre, 2023
BIENVENUE
- portable dans le sac s.v.p. 
- chewing-gum à la poubelle
- prenez vos tablettes



Slide 1 - Tekstslide

Le but (het doel van deze les)
- Ik ken de woordjes van apprendre 6
- ik kan een toekomende tijd gebruiken in een Franse zin
- ik kan iets vertellen over het profiel ik zal gaan kiezen in het Frans

Slide 2 - Tekstslide

Le programme
  1. oefenen futur(10 min)
  2. bespreken huiswerk (15 min)
  3. voorbereiden spreekvaardigheid ex 23(40 min)
  4. blooket (10 min)
  5. Les devoirs 
  6. Fin et au revoir! (5 min.) 

Slide 3 - Tekstslide

De 'futur simple' is de .......
A
tegenwoordige tijd
B
toekomende tijd
C
voltooide tijd
D
verleden tijd

Slide 4 - Quizvraag

Futur simple =
A
Hele werkwoord + uitgangen avoir
B
Hele werkwoord + uitgangen imparfait
C
stam + uitgangen van avoir
D
stam + uitgangen van imparfait

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn de uitgangen van de futur simple?
A
ais/ais/ait/ions/iez/ aient
B
ai/as/a/ons/ez/ont
C
s/s/niets/ons/ez/ent
D
e/es/e/ons/ez/ent

Slide 6 - Quizvraag

Wij zullen kijken(regarder) futur simple
A
regarderons
B
regardons
C
regardions
D
avons regardé

Slide 7 - Quizvraag

Jij zult luisteren (écouter) futur simple
A
tu écouteras
B
tu écoutera
C
tu écoutas
D
tu écoutes

Slide 8 - Quizvraag

Zij zullen zingen(chanter) futur simple
A
elles chantont
B
elles chanteront
C
elles vont chanter
D
elles ont chanté

Slide 9 - Quizvraag

Hij zal Parijs bezoeken.
Welke zin is correct?
A
Il va visiter Paris
B
Il visite Paris
C
Il visitera Paris
D
Il visiterait Paris

Slide 10 - Quizvraag

Zij zullen doen (faire)futur simple
A
Ils font
B
Ils feront
C
Ils feriont
D
Ils feraient

Slide 11 - Quizvraag

zij zullen hebben (futur simple)
A
Ils ont
B
Ils auront
C
Ils aurent
D
Ils avoiront

Slide 12 - Quizvraag

ik zal kunnen (pouvoir)Futur simple
A
Je voudrai
B
j'irai
C
je pourrai
D
je ferai

Slide 13 - Quizvraag

Jij zult thuis zijn.
welke zin is correct?
A
Tu seras à la maison
B
Tu serais à la maison
C
Tu es à la maison
D
Tu as été à la maison

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

les devoirs
-  ler apprendre 7 en 8
- herhalen apprendre 5
- maken §3.6 ex 23 (10 punten portfolio)

Slide 16 - Tekstslide