Woordvolgorde (PvT)

Engels
Woordvolgorde Basis
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Engels
Woordvolgorde Basis

Slide 1 - Tekstslide

Voorbeeld
Keith  watches television in his room at bedtime.
Wie    -         doet        -          wat        -     waar       -      wanneer.

Slide 2 - Tekstslide

wie doet wat waar wanneer
Susan reads books at school on Friday

wie: een (of meer) persoon, dier, ding
doet: werkwoord(en)
wat: geeft aan wat
waar: een plek
wanneer: een moment/tijd

Slide 3 - Tekstslide

Kies de juiste volgorde
A
Wie - doet - waar - wat - wanneer
B
Wie - doet - waar - wanneer - wat
C
Wie - doet - wat - wanneer - waar
D
Wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 4 - Quizvraag

Wie
doet
wat
waar
waar
Jacky and Pete
are going
to the cinema
tonight

Slide 5 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training

every Sunday

their son

Slide 6 - Sleepvraag

wie?
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Word Order
timer
1:00
We
at the canteen
eat
lunch
most days

Slide 7 - Sleepvraag

wie?
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Word Order
timer
1:00
We
in the park
go
roller-skating
every Saturday

Slide 8 - Sleepvraag

wie
doet
wat
waar
wanneer
Word Order
timer
1:00
Carolyn
right now.
is walking
on the beach
her dog

Slide 9 - Sleepvraag

Welke volgorde is juist?
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 10 - Quizvraag

Welke volgorde is juist?
A
My sister got married last year.
B
Last year my sister got married.
C
My sister last year got married.

Slide 11 - Quizvraag

Welke volgorde is juist?.
A
Doesn't she go in the weekends out?
B
Doesn't she go out in the weekends?

Slide 12 - Quizvraag

Correct word order:
Billy / to his friend /
five minutes ago / went
A
Billy went to his friend five minutes ago
B
Billy went five minutes ago to his friend
C
Billy five minutes ago went to his friend.
D
Five minutes ago Billy went to his friend

Slide 13 - Quizvraag

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met
A
I met her in town yesterday.
B
I met her yesterday in town.
C
I yesterday met her in town.
D
I met yesterday her in town.

Slide 14 - Quizvraag

Done!
- Start met je huiswerk.



Slide 15 - Tekstslide