Bezittelijke voornaamwoorden

De bezittelijke voornaamwoorden
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

De bezittelijke voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Het bezittelijke voornaamwoord:

- geeft een bezit aan

- staat vóór een zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke  voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

 De persoon is  de eigenaar of maker van het voorwerp: 

mijn fiets

haar tekening

hun huis

jouw broer

zijn auto

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:

- Ik eet mijn banaan. 

- Dat is jouw huis.     

- Waar is zijn fiets?   

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

Snap je?
                                     Bedenk het zelf maar eens..     
       
Wij hebben een huis.                 Het is......
Hij heeft een bal.                          Het is......
U hebt een tas.                              Het is......         
                                           

Slide 8 - Tekstslide

Het is ons huis.
Het is zijn bal.
Het is uw tas.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandigwerken
Het bezittelijk voornaamwoord. (bezit. vnw)

Klare taal 
Maken les19

Slide 12 - Tekstslide