Vroeger stonden er gevangenisstraffen op homoseksualiteit
Slide 6 - Tekstslide
Rechtsregels zijn plaatsgebonden
In Nederland is abortus en euthanasie toegestaan
In Nederland mogen homo’s met elkaar trouwen
(Vuur)wapens zijn in Nederland verboden
Nederland kent geen doodstraf
Slide 7 - Tekstslide
Criminaliteit is een maatschappelijkprobleem
Slide 8 - Tekstslide
Waarom?
Veel mensen hebben er last van. Criminaliteit kan materiële gevolgen hebben: schade is in geld te berekenen. Het kan ook immateriële gevolgen hebben. Dan is het niet in geld te berekenen.
Veel meningen en belangen
Politiek probleem
Slide 9 - Tekstslide
Rechtsstaat
Burgers moeten zich aan de wet houden en krijgen straf als ze dat niet doen.
De overheid moet zich ook aan de wet houden.
Slide 10 - Tekstslide
Aantekeningen
Paragraaf 2: Oorzaken criminaliteit
Slide 11 - Tekstslide
Risicofactoren:
slechte opvoeding
groepsdruk
alcohol en drugs
spijbelen en schooluitval
biologische factoren: agressie
Dit zijn alleen factoren die de kans verhogen. In de meeste gevallen leiden de factoren niet tot crimineel gedrag.
Slide 12 - Tekstslide
Aantekeningen
Paragraaf 3: Theorie over criminaliteit
Slide 13 - Tekstslide
Aangeleerd-gedragtheorie als je veel omgaat met criminele jongeren is de kans groot dat je zelf ook crimineel wordt. Je gaat bepaald gedrag als gewoon ervaren.
Edwin Sutherland
Slide 14 - Tekstslide
De persoonlijkheidstheorie; Volgens pyscholoog Sigmund Freud is criminaliteit een gevolg van psychische storingen
Risicofactor:
Sommige mensen hebben psychische stoornis: sneller agressie en geweld
Slide 15 - Tekstslide
Bindingstheorie. De bindingen die wij aangaan met onze vrienden, familie, docent, sportvereniging zorgen ervoor dat we minder snel crimineel verdrag vertonen, omdat we bang zijn deze mensen teleur te stellen
Slide 16 - Tekstslide
Rationele keuze theorie
Gelegenheidstheorie er wordt een afweging gemaakt wat levert mij dit op en wat kunnen de consequenties zijn. Levert het meer op dan kan er crimineel gedrag plaatsvinden
Slide 17 - Tekstslide
Etiketteringstheorie iemand die eenmaal een misdaad heeft begaan zal dit volgende keren ook weer doen.
Slide 18 - Tekstslide
neutraliseringstheorie
goed praten wanneer je de wet overtreed.
Dus ontkennen dat hun gedrag cimineel is
Slide 19 - Tekstslide
Aantekeningen
Paragraaf 4: Opgepakt en dan
Slide 20 - Tekstslide
Verschil dader / verdachte
Een verdachte is iemand waarvan de politie denkt dat je iets strafbaars hebt gedaan
Rol politie
fouilleren
arresteren
huis doorzoeken, met huiszoekingsbevel
Daarna volgt een proces-verbaal: politieverslag over misdrijf van verdachte
Slide 21 - Tekstslide
Officier van Justitie
aanklager (namens het Openbaar Ministerie)
leidt het opsporingsonderzoek
beslist of de verdachte naar de rechter gaat
eist in een strafzaak en bepaalde straf
zorgt dat de straf wordt uitgevoerd
Slide 22 - Tekstslide
Wel of niet naar de rechter?
Seponeren =niet vervolgen
Schikken of transactie =boete geven
Vervolgen =rechtszaak
Slide 23 - Tekstslide
Aantekeningen
Paragraaf 5: rechtzaak
Slide 24 - Tekstslide
Dagvaarding
Als de officier van justitie besluit je te vervolgen krijg je 2 weken voor de rechtszitting een dagvaarding dit is een oproep om voor de rechter te verschijnen.
Slide 25 - Tekstslide
De belangrijkste mensen
De verdachte die meestal geholpen wordt door een advocaat (pro deo advocaat)
De officier van justitie die namens de overheid wil bepalen dat de verdachte schuldig is
De rechter die beslist of de verdachte schuldig is en zo ja welke straf hij krijgt.
Een rechter moet altijd onafhankelijk en onpartijdig zijn. Een rechter wordt ook benoemd voor het leven.
Slide 26 - Tekstslide
De rechter controleert de persoonsgegevens.
De officier van justitie leest de aanklacht voor.
De rechter, de officier van justitie en de advocaat stellen vragen aan de verdachte.
Getuigen worden opgeroepen (meineed).
Officier van justitie legt uit waarom verdachte schuldig is.
De advocaat geeft zijn visie (te hoge straf).
De verdachte mag zelf iets zeggen.
De rechter spreekt het vonnis uit
De rechtszaak zelf
Slide 27 - Tekstslide
De rechter moet op drie vragen "ja" antwoorden dan ben je schuldig. Gaat het om een strafbaar feit? Heeft de verdachte het gedaan? Is de verdachte strafbaar? (Kan ook zijn dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard dan kan tbs worden opgelegd.)