Taalverzorging C PV TT en PV VT

Taalverzorging C Werkwoordspelling
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Taalverzorging C Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Welkom 

Schrift, pen enlaptop (dicht) op tafel.

Slide 2 - Tekstslide

Deze week
  • Instructie werkwoordspelling 
  • Oefenen werkwoordspelling

Weektaak:
C. Werkwoordspelling blz 112
Leren: blz. 180-181 HB
Maken: opdracht 2 t/m 6 OB

Slide 3 - Tekstslide

Aan het eind van de les kun je:
  • persoonsvormen in de tegenwoordige tijd en verleden tijd goed spellen;
  • voltooide deelwoorden goed spellen
  • Engelse werkwoorden goed spellen

Slide 4 - Tekstslide

Regels bij de persoonsvorm
Kijkvraag:

Kijk eerst het filmpje helemaal
Schrijf 3 regels op over de persoonsvorm

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Regels bij de persoonsvorm
Kijkvraag:

Kijk eerst het filmpje helemaal
Schrijf 3 regels op over de persoonsvorm

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Werkwoordschema !!
  • pv?
  • Tijd? vt/ tt
  • vt  stam plus de(n) of te(n)
  • Heeft infinitief al een t of d( stam)? Dan dd of tt
  • Geen PV maar bijvoeglijk naamwoord? Zo kort mogelijk!

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet

Slide 12 - Quizvraag

tt:
Mijn tas (staan) ..... op de grond.
A
sta
B
stat
C
staat
D
staadt

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste werkwoordspelling?

Daarna (praten - pv vt) we met alle leerlingen samen over hoe je het milieu in de toekomst structureel (beschermen).
A
praatte, beschermt
B
praten, beschermd
C
praatten, beschermd
D
praatten, beschermt

Slide 14 - Quizvraag

werkwoordspelling vt
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 15 - Quizvraag

Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 16 - Quizvraag

Werkwoordspelling (verwaarlozen pv-vt) de kinderen vaak.
A
verwaarloozde
B
verwaarloosde
C
verwaarloozden
D
verwaarloosden

Slide 17 - Quizvraag

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 18 - Quizvraag

Hij (beginnen) met zijn huiswerk.
A
begint
B
begon
C
begind
D
begindt

Slide 19 - Quizvraag

Iedereen (houden) toch van chocola?
De juiste spelling van het werkwoord is:
A
houd
B
houdd
C
houden
D
houdt

Slide 20 - Quizvraag

Welke persoonsvorm is correct?
De docent ... (besteden, tt) veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteedt
B
besteed
C
besteden
D
besteedden

Slide 21 - Quizvraag

Nu jij....
1. 2014 stond volgens NU.nl in het teken van bekende mannen die zich .................................. (misdragen, verleden tijd)

2. Zo heeft vooral Justin Bieber zich niet ........................................................; hij bekogelde het huis van zijn
buurman met eieren en deed mee aan illegale straatraces. (beheersen)

3. Bieber ........................................................ met zeer hoge snelheid door de straten van Hollywood en voerde
gevaarlijke inhaalmanoeuvres uit. (dragracen, verleden tijd)

4. De entertainmentsites en showprogramma’s hadden het er vorig jaar maar druk mee. Zodra het nieuws
over de ene beroemdheid werd ........................................................, had een andere al weer wat uitgespookt.
(vermelden)

5. Een gasontploffing in een fabriek voor auto-onderdelen in de Chinese provincie Guangdong
................................ vorige week zeker zeventien mensen. (doden, verleden tijd)

Slide 22 - Tekstslide

Antwoorden
1. 2014 stond volgens NU.nl in het teken van bekende mannen die zich misdroegen (misdragen, verleden tijd)

2. Zo heeft vooral Justin Bieber zich niet beheerst.; hij bekogelde het huis van zijn
buurman met eieren en deed mee aan illegale straatraces. (beheersen)

3. Bieber dragracete met zeer hoge snelheid door de straten van Hollywood en voerde
gevaarlijke inhaalmanoeuvres uit. (dragracen, verleden tijd)

4. De entertainmentsites en showprogramma’s hadden het er vorig jaar maar druk mee. Zodra het nieuws
over de ene beroemdheid werd vermeld, had een andere al weer wat uitgespookt.
(vermelden)

5. Een gasontploffing in een fabriek voor auto-onderdelen in de Chinese provincie Guangdong doodde vorige week zeker zeventien mensen. (doden, verleden tijd)

Slide 23 - Tekstslide

Welkom!
Welkom 

Schrift, pen enlaptop (dicht) op tafel.

Slide 24 - Tekstslide

Deze week
  • Instructie werkwoordspelling 
  • Instructie werkwoordspelling voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord en onregelmatige werkwoorden
  • Oefenen werkwoordspelling

Weektaak:
C. Werkwoordspelling blz 120
Leren: blz. 180-183 handboek
Maken: opdracht 2 t/m 8 en 10 oefenboek

Slide 25 - Tekstslide

Terugblik......(vooruitblik)

Slide 26 - Tekstslide

Wat is de fout?
  1. Meer informatie vindt je op onze website.
  2. Vind je trainer dat geen goed idee?
  3. Ik wordt altijd erg blij van een bos bloemen. 

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de fout?
  1. Meer informatie vindt je op onze website.
  2. Vindt je trainer dat geen goed idee?
  3. Ik wordt altijd erg blij van een bos bloemen. 

Slide 28 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is afgelopen 
   (voltooid).
- Het voltooid deelwoord verandert niet als je de tijdproef of getalproef doet.
- Het voltooid deelwoord is  niet de persoonsvorm. 
- In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm 
   van hebben, worden of zijn.

Slide 29 - Tekstslide

Hoe schrijf ik het voltooid deelwoord?
  • langer maken
  • hoor je het niet? ----> 't Kofschip

verhuizen
herhalen
genieten
fietsen


Slide 30 - Tekstslide

Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:
Maak in dat geval het bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk, dus zonder -dde(n) en -tte(n) 

de vergoede schade, de ingerichte woonkamer.

! Soms is -dde(n) of -tte(n) toch nodig, vanwege de uitspraak:
de vers gezette koffie en niet de vers gezete koffie.
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Een bijvoeglijk naamwoord geeft een eigenschap, kenmerk of toestand aan van een zelfstandig naamwoord.

Slide 31 - Tekstslide

onvoltooid deelwoord

Je schrijft een onvoltooid deelwoord altijd hetzelfde:
hele werkwoord + d:
fluitend
lopend
wachtend

Slide 32 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord

Slide 33 - Tekstslide

onvoltooid deelwoord
Een onvoltooid deelwoord geeft aan dat iets bezig is of dat iemand zich zo voordoet. 

Slide 34 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord

Slide 35 - Tekstslide

Juiste spelling voltooid deelwoord.

De overvaller heeft alles snel (bekennen).
A
bekent
B
bekend

Slide 36 - Quizvraag

voltooid deelwoord
goede spelling ?
A
ik was geraakt
B
ik was geraakd

Slide 37 - Quizvraag

Kies de juiste spelling van het voltooid deelwoord van:

verhuizen
A
verhuisd
B
verhuist

Slide 38 - Quizvraag

Schrijf het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op.

de (verwoesten) stad

Slide 39 - Open vraag

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
(bakken) .... brood

Slide 40 - Open vraag

Sommige werkwoorden klinken hetzelfde, maar worden toch op verschillende manieren geschreven: 
De stormen verwoesten talloze huizen 
die ze op hun weg tegenkomen.

De stormen verwoestten vorig jaar 
talloze huizen.


Wat is het verschil?
Je spreekt het werkwoord hetzelfde uit. Maar de tweede zin staat in de verleden tijd en schrijf je met -tten!

Slide 41 - Tekstslide

De schepen strandden jaren geleden en liggen daar nog steeds.

De schepen stranden, terwijl de toeristen maken dat ze wegkomen.


Wat is het verschil?
Je spreekt het werkwoord hetzelfde uit. Maar de eerste zin staat in de verleden tijd en schrijf je met -dden!

Slide 42 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
De meeste werkwoorden worden volgens de regels in de vorige sheet vervoegd. Er zijn ook zwakke werkwoorden, die in de verleden tijd van klank veranderen. 

Bij sommige werkwoorden gelden zelfs de regels die voor de tegenwoordige tijd gelden niet; dit zijn onregelmatige werkwoorden: 
hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen (zie pagina 118)

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling van het onregelmatige werkwoord 'hebben'?
A
ik heb, jij hebt, hij hebt, wij hebben
B
ik heeft, jij heeft, hij heeft, wij heven
C
ik heb, jij heeft, hij heeft, wij hebben
D
ik heb, jij hebt, hij heeft, wij hebben

Slide 50 - Quizvraag

Dansen is een
A
Onregelmatig werkwoord
B
Regelmatig werkwoord

Slide 51 - Quizvraag

Hoe weet je of je te maken hebt met een onregelmatig werkwoord?
A
onregelmatige werkwoorden zijn duidelijk herkenbaar.
B
je schrijft de persoonsvorm en het voltooid deelwoord niet volgens de normale regels.
C
een onregelmatig werkwoord komt niet heel regelmatig voor.
D
onregelmatige werkwoorden kunnen alleen in een zin staan.

Slide 52 - Quizvraag

Kijk per zin of het werkwoord als een voltooid deelwoord of als bijvoeglijk naamwoord is opgeschreven. Sleep het juiste vakje naar de zin. 
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
De broek is gescheurd. 
Het verlichte standbeeld staat voor het station. 
De boom is omgehakt. 
De militairen brachten de bevrijde gijzelaars naar het hospitaal.


Slide 53 - Sleepvraag