Tradities - Op bedevaart

• Studielessen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1-4

Startklaar 

       

       Pak je Chromebook/laptop voor je

       Start je Chromebook/laptop op

       Log in op www.lessonup.app 

       Stop je telefoon in je Zakkie in je tas

       Pak je opdrachtenboekje en een pen/potlood

      

Leerdoelen

Aan het einde van de les...

• kun je uitleggen wat een voorzetsel is.
• kun je een voorbeeld van een voorzetsel geven.

Inleiding 

Tijdens de vorige lessen hebben we geleerd over tradities.

Je hebt de tekst 'Op bedevaart' gelezen en hier vragen bij beantwoord.

Je bent aan de slag gegaan met synoniemen.

Even terugblikken

Weet je nog wat een synoniem is?

Dit checken we met de spinners!

Naam

Synoniem

Opdracht 5

Er is nog één gedeelte van opdracht 5 niet gemaakt.

Je krijgt hier 3 minuten de tijd voor. 

Weet je nog hoe je dit het beste kunt doen?

1. Begin met de begrippen die je al kent.
2. Welke houd je over?
3. Kun je raden welke omschrijving daar dan bij hoort?
4. Als je het echt niet weet, mag je het opzoeken.

Nakijken

41.

42.

43.

44.

45.

46.

Instructie 

We lezen gezamenlijk de tekst. Dit doen we met leesbeurten.

Bekijk de woorden die je hebt onderstreept nog eens.

Ken je de betekenis nog vanuit de vorige les(sen)?

Bedenk na iedere alinea: begrijp ik waar de tekst over gaat?

De docent geeft na iedere alinea gelegenheid om vragen te stellen.

Aan de slag!

Maak samen opdracht C.

Je krijgt hier vier minuten de tijd voor.

Theorie: voorzetsels

Een voorzetsel is een woord dat samen met een ander woord (meestal) plaats en richting bepaalt, zoals:

Het haantje op de toren - De Slag bij Waterloo - Ga naar buiten - Kom op tijd.

De meeste voorzetsels verwijzen naar een plaats, zoals:

bij, door, in, uit, aan, achter, tegen, voor, onder

Minder gemakkelijk is dit te zien bij voorzetsels zoals:

zonder, met, van.

Voorzetsels

Tip: 

Denk aan een mannetje en een doos, zoals op de afbeelding hiernaast. 

Even oefenen nu...

Sleep het juiste voorzetsel naar de open plaats.

Christel ergert zich vaak                           haar zusje.

__________

tegen

met

voor

aan

onder

boven

naar

Sleep het juiste voorzetsel naar de open plaats.

Mijn baas heeft veel aandacht                            de vaste klanten.

__________

tegen

met

voor

aan

onder

boven

naar

Sleep het juiste voorzetsel naar de open plaats.

Ben kan heel erg opzien                            sollicitatiegespekken.

__________

tegen

met

voor

aan

onder

boven

naar

Hoeveel vragen heb je goed beantwoord?

0

1

2

3

Aan de slag!

Maak in groepjes opdracht 3A:

• A: zoek in de tekst op welk voorzetsel bij het werkwoord past
  bijvoorbeeld: onderzoek doen naar
• B: noteer de betekenis van het werkwoord met- en zonder voorvoegsel.

Tip!

• Wanneer je een betekenis niet kent, mag je deze opzoeken op Google.

Nakijken

1. Wissel van werkblad met het groepje voor je.
2. We kijken samen het werk na.
   
   
   
3. Bedenk na het nakijken welke tip of top je kunt geven.
4. Geef het werk terug, met een tip en/of top!

Kun je iets niet lezen?

Geef het aan bij de docent.

Weet je het nog?

Als iets niet zo leuk is om te vertellen, denk dan aan onderstaande tips:

• Zeg iets met een 'grapje'.
• Neem iemand even apart, en zeg het niet in een groep.
• Als er een probleem is, verzin dan ook een oplossing.
• Begin met iets positiefs.

Leerdoelen

Aan het einde van de les...

• kun je uitleggen wat een voorzetsel is.
• kun je een voorbeeld van een voorzetsel geven.

Tip

01:38

Wie feliciteer jij op een verjaardag?

Alle mensen die er zijn.

Alleen mensen die ik goed ken.

Alleen de jarige.

02:50

Zou jij dit doen met je kind?

Ja.

Nee.

03:49

Hoe zou je willen dat jouw begrafenis is? Verdrietig of een feestje?

04:53

Zou je hieraan meedoen?

Ja.

Nee.