In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Zuren en Basen
§7.4 - pH Berekenen
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Ophalen voorkennis (Molariteit)
Uitleg H8.4 'pH-berekeningen'
Aan de slag
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kan je:
de volgende begrippen definiëren: pH, logaritme.
de pH van een oplossing in het juiste aantal significante cijfers berekenen als de [H+] is gegeven.
de [H+] in een oplossing in het juiste aantal significante cijfers berekenen als de pH is gegeven.
met een gegeven context pH berekeningen uitvoeren van sterke zuren.
Slide 3 - Tekstslide
Er wordt 2,0 mol magnesiumchloride opgelost in 0,25 L water. Wat is de molariteit van de oplossing?
2,0 mol magnesiumchloride opgelost in 0,25 L water. Wat is de molariteit van de oplossing?
molariteit = mol per liter dus 2,0 mol / 0,25 L = 8,0 M
A
2,0 M
B
4,0 M
C
6,0 M
D
8,0 M
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de molariteit van de oplossing als je 9,42 gram glucose oplost tot 2,5 L
C6H12O6
A
45,5 M
B
0,073 M
C
0,021 M
D
Ik heb geen idee!!
Slide 5 - Quizvraag
Ik heb een oplossing van een kleurstof in water met een bepaalde molariteit.
Proef I: Ik voeg 100 mL water toe. Wat gebeurt er met de molariteit?
A
De molariteit blijft gelijk
B
De molariteit wordt groter
C
De molariteit wordt kleiner
D
Dat kun je niet weten
Slide 6 - Quizvraag
Ik heb een oplossing van een kleurstof in water met een bepaalde molariteit.
Proef II: Ik schenk 50 mL van de oplossing weg. Wat gebeurt er met de molariteit?
A
De molariteit blijft gelijk
B
De molariteit wordt groter
C
De molariteit wordt kleiner
D
Dat kun je niet weten
Slide 7 - Quizvraag
Ik heb een oplossing van een kleurstof in water met een bepaalde molariteit.
Proef III: Ik damp 50 mL van de beginoplossing in totdat er nog maar 25 mL over is. Wat gebeurt er met de molariteit?
A
De molariteit blijft gelijk
B
De molariteit wordt groter
C
De molariteit wordt kleiner
D
Dat kun je niet weten
Slide 8 - Quizvraag
Molariteit
Molariteit is de concentratie van een opgeloste stof in een oplosmiddel
-> In mol/L
Notatie Molariteit: je noteer molariteit als rechte haken om de formule van de opgeloste stof.
Voorbeelden:
[C6H12O6] = molariteit van opgeloste glucose
[NaCl] = molariteit van de opgeloste natriumchloride
[Na+] = molariteit van de opgeloste natrium-ionen
[Na+] = 2,4 M betekent dus dat de concentratie Na+ ionen 2,4 mol/L is
Slide 9 - Tekstslide
pH berekenen - Sterk zuur
pH is de concentratie [H+]
= een logaritmische schaal.
pH = - log [H+]
[H+] = 10-pH
pH Concentratie H+
Slide 10 - Tekstslide
pH berekenen - Significantie
Bij pH-berekeningen gelden afwijkende regels voor significantie:
Het aantal significante cijfers van de concentratie is het aantal decimalen van de pH!
[H+] = 2,5 x 10-4
pH = - log 2,5 x 10-4 = 3,60
Slide 11 - Tekstslide
pH berekenen - Sterk zuur
Wat is de pH van een 0,047 M zoutzuur oplossing?
Stappenplan pH-berekeningen:
Reactievergelijking noteren.
Bereken [H+].
Bereken de pH = -log [H+].
Controleer significantie.
Slide 12 - Tekstslide
pH berekenen - Sterk zuur
Wat is de pH van een 0,047 M zoutzuur oplossing?
Stappenplan pH-berekeningen:
Zoutzuur = H+ + Cl-
Bereken [H+] = In in dit geval al gegeven: 0,047 M
Bereken de pH = -log [0,047] = 1,328
Controleer significantie = 1,33, Dus de pH = 1,33
Slide 13 - Tekstslide
Wat is de pH van 0,54 M HCl
Slide 14 - Open vraag
Wat is de pH van een zoutzuuroplossing van 0,030 M
Slide 15 - Open vraag
Je verdunt een fles gootsteen-ontstopper van pH 12, 1000x met water. Wat wordt de pH?
Slide 16 - Open vraag
Wat is de pH van 2,4 . 10-4 mol H+ in 400 ml?
Slide 17 - Open vraag
Bereken de pH bij de
volgende [H+]
Slide 18 - Open vraag
Bereken de pH van een oplossing met pH = 5,5 die 10x wordt verdund.
Slide 19 - Open vraag
Kunsttranen 2016-II-3
Een bepaald soort kunsttranen wordt gemaakt uit een mengsel dat voornamelijk uit water en een klein beetje carbomeer bestaat. Dit mengsel heeft echter een te hoge concentratie H+ ionen (pH= 3,7) om in de ogen te druppelen. Daarom is aan het mengsel ook natriumhydroxide toegevoegd, zodat de pH van de kunsttranen gelijk is aan de pH van natuurlijk traanvocht (pH= 7,3).
Bereken de [H+] in een vloeistof met pH= 3,7.
Slide 20 - Open vraag
Aan de slag
Doorlezen §7.4
Maken:
* §7.4 => opdr. 41, 43, 44, 45, 48
* §7.1 => opdr. 2, 4, 5, 6, 7
* §7.2 => opdr. 12, 13, 15, 16, 17, 18
* §7.3 => opdr. 23, 26, 29, 30, 31
Fluisterend overleggen met buur of werken met muziek