Dit hoofdstuk gaat over Engels spreken in een winkel, in de metro en in het restaurant. In een Engelse winkel is het bijvoorbeeld handig om te kunnen vragen hoeveel iets kost. Als je met het openbaar vervoer reist, wil je in het Engels een kaartje kunnen kopen. In een Engels restaurant wil je weten wat op het menu staat en hoe je kunt bestellen.
Je leert om dingen te vragen, om iets aan te bieden en voor iets te bedanken.
Je leert Engelse woorden voor:
Getallen, kleuren, maten, eten en drinken.