Grammar: Past Continuous (verleden tijd, langere vorm)

Past continuous
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Past continuous

Slide 1 - Tekstslide

Past Continuous
De Past Continuous ('ing- vorm') gebruik je:
- als de handeling in de verleden tijd aan de gang was en op een bepaald moment door een andere handeling werd onderbroken;
Voorbeeld: I was screaming while we hit a roadsign

- als twee handelingen tegelijk aan de gang zijn. 
Je maakt deze door was/were + ww+ ing
Voorbeeld: While I was watching TV, I was also preparing my lunch. 

Slide 2 - Tekstslide

Past continuous
Hoe maak je die?
She was walking to school, when her phone rang.
I was drinking some tea, when my husband was working.
What were you thinking of?

Dus de regel is: .................................


Slide 3 - Tekstslide

Past Continuous
was
                                   of        +  ww   +  ing
were

He was cleaning the house.

Slide 4 - Tekstslide

Bij welke personen gebruik je 'was' en bij welke personen gebruik je 'were'?

Slide 5 - Open vraag

Wanneer gebruik je de past simple (verleden tijd)?

Slide 6 - Open vraag

Wat zijn signaalwoorden van de
Past Simple?

Slide 7 - Woordweb

Past Continous en Past Simple




Past Continuous = al aan de gang ( lang)
Past Simple = iets gebeurde (kort)

Slide 8 - Tekstslide

Past continuous vs Past simple
    We were baking pie, while Jim arrived.  
     She was panicking, when she heard the bad news.
I was travelling to Africa, when Julie tried to call me.

Slide 9 - Tekstslide

We ______
(watch) TV when we ______
(hear) a loud noise.
A
were watching - heared
B
was watching - heared
C
were watching - heard
D
was watching - heard

Slide 10 - Quizvraag

Last year I _____
(visit) Paris and Rome.
A
was visiting
B
visited
C
were visiting
D
visitted

Slide 11 - Quizvraag

He ____
(work) in the garden when he _____
(find) the money.
A
were working - finded
B
worked - was finding
C
was finding - works
D
was working - found

Slide 12 - Quizvraag

When the airplane ..... (crash),
I ..... (brush) my teeth.
A
was crashing, brushed
B
crashed, brushed
C
crashed, was brushing
D
crashed, were brushing

Slide 13 - Quizvraag

I .... (fall) with my bike two months ago.
A
was falling
B
fell
C
felt
D
were falling

Slide 14 - Quizvraag

Maak een zin in de Past Simple.

Slide 15 - Open vraag

Maak een zin met de Past Continuous én de Past Simple er in.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Link

Slide 18 - Video

Slide 19 - Link

Past simple or Past continuous?

I was having a shower.
A
Past simple
B
Past continuous

Slide 20 - Quizvraag

Was Andrew playing computer games?
A
Past Continuous
B
Simple Past

Slide 21 - Quizvraag

We sang that song yesterday.
A
Past Simple
B
Past continuous

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Link

Dus......wanneer gebruik je de past continuous

Slide 24 - Open vraag

Dus....hoe maak je de past continuous?

Slide 25 - Open vraag

Doel ...
Ik herken de verleden tijd. Ik kan onderscheid maken tussen een past simple en een past continuous. Ik weet wanneer iets een momentopname was of wanneer iets langer heeft geduurd in het verleden.
Ik weet hoe en wanneer ik de past continuous en de past simple het moet toepassen.

Slide 26 - Tekstslide

Ik weet het verschil tussen de past simple en past continuous en kan deze vorm maken en toepassen.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 27 - Quizvraag