A2 Les 28. HERHALEN thema 2

A2 Les 28. HERHALEN thema 2
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

A2 Les 28. HERHALEN thema 2

Slide 1 - Tekstslide

Plaatjes dictee blauwe woorden 2.4


  • -  Huiswerk: oefening wat heb je in het weekend gedaan?
  • 2.15 Jij hebt gegeten (grammatica)       

  • - Zelf werken in TC
  • Liedje                  
  • Afsluiting 

     Lesplanning 21 november
Pauze
?
?

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk 
Oefening 135 en 136
pagina 89

Slide 3 - Tekstslide

2.15 
Jij hebt gegeten - Wij zijn gegaan.
     
p. 90

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de voltooide tijd?

Slide 5 - Tekstslide

 Voltooide tijd
  • vroeger
  • voltooid = klaar
  • 2 werkwoorden:

  • Meestal:  hebben + ge-woord
  • Soms:       zijn         + ge-woord
  • Het ge-woord staat altijd achter in de zin!
  • Het ge-woord blijft altijd hetzelfde!

Slide 6 - Tekstslide

Hoe maak je het ge-woord?
=  Voltooid deelwoord 

Slide 7 - Tekstslide

    GE  +  IK-VORM +  D / T
Voltooid deelwoord =

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Je kunt de letters 
s, f, t, k, ch en p onthouden door het woord softketchup te leren!
    Ja = T
 Nee = D

Slide 10 - Tekstslide

2.5  Ik heb gewerkt.
Wij hebben gewoond.



     Regelmatig

Slide 11 - Tekstslide

2.15  Jij hebt gegeten.
Wij zijn gegaan.



   Onregelmatig

Slide 12 - Tekstslide

2.15  Jij hebt gegeten.
Wij zijn gegaan.



   Onregelmatig
 Onthouden!!!
Leren !!! 

Slide 13 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
Lijst 
   op pagina 365

Slide 14 - Tekstslide

Deze onregelmatige werkwoorden 
krijgen altijd zijn!

zijn                     Ik ben naar Frankrijk geweest.
komen             Jij bent naar Nederland gekomen.
beginnen       De les is begonnen.
worden            Wij zijn ziek geworden.
gaan                 Zijn jullie met het vliegtuig gegaan?
blijven             Zij zijn in Nederland gebleven.

Slide 15 - Tekstslide

Naar
Staat het woord naar in de zin?
Dan gebruik je ook zijn. 

        Jij bent naar het bos gefietst.
        Ik ben naar Spanje gevlogen.



Slide 16 - Tekstslide

Oefenen oefenen oefenen!
Oefening 142 
Oefening 143 
Oefening 144 
Oefening 145 
pagina 91

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video