1.3 - Budgetteren moet je leren

Hoofdstuk 1
Paragraaf 3 - Budgetteren moet je leren?
3 Mavo
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1
Paragraaf 3 - Budgetteren moet je leren?
3 Mavo

Slide 1 - Tekstslide

Je kunt na de les:
  • uit een begroting conclusies trekken
  • drie soorten inkomens onderscheiden
  • de gezinsuitgaven in drie groepen indelen
  • bedragen omrekenen van maand naar week en omgekeerd
  • een reservering berekenen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Kijkvragen:

  1. Hoe zet Coca-Cola de 6 p’s in?
  2. Wat heeft Coca-Cola met de kerstman gedaan?
  3. Bij welk groot evenement dronken Nederlanders voor het eerst Coca-Cola en wanneer was dat?
  4. Waarom is het voor Coca-Cola gunstig dat niemand het recept kan achterhalen?
  5. Noem een ander merk met een sterke marketingstrategie en geef aan hoe zij dit hebben bereikt.

Slide 4 - Tekstslide

Budgetteren
Budgetteren = het maken van een overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven

Waarom zou je dat doen?
Je hebt overzicht van je inkomsten en uitgaven en kunt daarom betere keuzes maken, waar jij je geld aan uit wilt geven.


Slide 5 - Tekstslide

Een overzicht van je inkomsten en uitgaven noem je ..
A
Rekening
B
Overzicht
C
Begroting
D
Reserveren

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Welke soorten uitgaven kun je onderscheiden?
A
Huishoudelijke uitgaven en vaste lasten
B
Dagelijkse lasten en vaste huishoudelijke uitgaven
C
Incidentele, huishoudelijke uitgaven, vaste Lasten
D
Kleine en grote uitgaven

Slide 9 - Quizvraag

Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Huur
Vakantie
Meubels
Energie
Verzekering
Cadeautjes
Uitgaan
Persoonlijke verzorging
Boodschappen

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Jeroen krijgt €20 zakgeld per week. Hoeveel is dit per maand?
A
€80,-
B
€1.036,33
C
€1.040,-
D
€86,67

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Waar heb je nog hulp nodig?

Slide 18 - Open vraag