Hoofdstuk 10 Geluid oefenvragen

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

welkom allemaal

Geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen veroorzaakt.
Wat is geen geluidsbron?

1. de stembanden
2. een luidspreker
3. een motor
4. het trommelvlies

In de ruimte tussen de sterren kun je geen geluid horen.
Hoe komt dat?

1. Er is daar geen geluidsbron
2. Er is daar geen ontvanger
3. Er is daar geen tussenstof
4. Er is daar geen zwaartekracht

De snelheid van geluid verschilt van stof tot stof.
De snelheid van geluid door lucht is ongeveer:

1. 340 kilometer per uur
2. 340 meter per seconde
3. 3400 kilometer per uur
4. 3400 meter per seconde

Welke twee uitspraken over geluid zijn waar?

1. Een geluidsbron bevat zintuigcellen
2. Geluid kan zich alleen door lucht verplaatsen
3. Het trommelvlies geeft geluidstrillingen door
4. Voor geluid zijn altijd trillingen nodig

Een trillende snaar produceert een toon.
Waarvan hangt de toonhoogte van de snaar onder andere af?

1. van de dikte van de snaar
2. van de kleur van de snaar
3. van de temperatuur van de snaar
4. van het materiaal waarvan de snaar is gemaakt

Een piano moet af en toe worden gestemd.
Wat doet een pianostemmer als hij een piano stemt?

1. Hij verandert de dikte van de snaren
2. Hij verandert de lengte van de snaren
3. Hij verandert de spanning van de snaren

Elke stemvork heeft een eigen frequentie.
Welke twee dingen weet je over de toon van een stemvork, als je de frequentie weet?

1. de geluidssterkte van de toon
2. het aantal trillingen per seconde
3. hoelang de toon blijft klinken
4. de hoogte van de toon

Een stemvork heeft een frequentie van 400 Hz.
Elk been van de stemvork trilt dan:

1. 200 keer per seconde
2. 400 keer per seconde
3. 800 keer per seconde

Wat doet een oscilloscoop?

1. geluid opnemen
2. geluidssterkte meten
3. toonhoogtes vergelijken
4. trillingen zichtbaar maken

Oudere mensen krijgen vaak hoorproblemen.
Dat komt vooral doordat:

1. hoge tonen harder gaan klinken
2. lage tonen zachter gaan klinken
3. zij hoge tonen minder goed horen
4. zij lage tonen minder goed horen

Aan geluidsgolven kun je zien wat de geluidssterkte is.
Een harde toon:

1. heeft een grotere amplitude dan een zachte toon
2. heeft een kleinere amplitude dan een zachte toon
3. trilt minder vaak per seconde dan een zachte toon
4. trilt vaker per seconde dan een zachte toon

De geluidssterkte wordt meestal aangegeven in dB(A).
De A geeft aan dat rekening is gehouden met:

1. de geluidsdrempel
2. het menselijk gehoor
3. het volume van lage tonen
4. het volume van hoge tonen

Beneden de gehoordrempel:

1. hoor je geen geluid
2. begin je net geluid te horen
3. hoor je wel geluid en doet het zeer
4. hoor je wel geluid, maar doet het niet zeer

Tegen geluidshinder van het verkeer kunnen verschillende maatregelen worden genomen.
Een voorbeeld van een maatregel bij de bron is:

1. een geluidswal plaatsen
2. geluidsarm asfalt gebruiken
3. geluidsisolatie in woningen plaatsen
4. grote bedrijfsgebouwen langs de weg plaatsen

Te hard geluid is slecht voor je.
Vanaf welke geluidssterkte loop je het risico op blijvende gehoorschade?

1. 70 dB(A)
2. 80 dB(A)
3. 140 dB(A)
4. 160 dB(A)

Een gitaarsnaar voert in een halve minuut 6000 trillingen uit.
Bereken de frequentie van deze trillingen. Schrijf de hele berekening op.

Uit twee luidsprekers P en Q komen verschillende tonen. Het oscilloscoopbeeld van beide tonen zie je hiernaast.

Welke toon is het hoogst? Leg je antwoord uit.

Uit twee luidsprekers P en Q komen verschillende tonen. Het oscilloscoopbeeld van beide tonen zie je hiernaast.

Welke toon is het zachtst? Leg je antwoord uit.

Uit twee luidsprekers P en Q komen verschillende tonen. Het oscilloscoopbeeld van beide tonen zie je hiernaast.

De oscilloscoop is zo afgesteld dat je het aantal trillingen in 0,01 s te zien krijgt.

Bereken de frequentie van trilling P. Schrijf de hele berekening op.

Uit twee luidsprekers P en Q komen verschillende tonen. Het oscilloscoopbeeld van beide tonen zie je hiernaast.

De oscilloscoop is zo afgesteld dat je het aantal trillingen in 0,01 s te zien krijgt.

Bereken de frequentie van trilling Q. Schrijf de hele berekening op.

In de figuur zie je zes verschillende oscilloscoopbeelden van tonen.  Vergelijk de tonen uit figuur A en D met elkaar. 

Wat weet je nu over de toonhoogte en de geluidssterkte van de beide tonen? Leg je antwoord uit.

In de figuur zie je zes verschillende oscilloscoopbeelden van tonen.  

Welke van de zes tonen is/zijn het hoogst? Leg je antwoord uit.

Je hebt oordopjes van uitstekende kwaliteit in je oren. Je slaat een stemvork aan. Je hoort de toon van de stemvork niet. Als je het handvat van de stemvork op je hoofd zet, hoor je de toon heel duidelijk.
Hoe kan dit? Leg je antwoord uit.

Er wordt een nieuwe snelweg aangelegd. Deze komt vlak langs een woonwijk. De bewoners zijn bang voor geluidsoverlast. De overheid belooft echter dat er alles aan wordt gedaan om de geluidsoverlast te verminderen.

Noem een maatregel die aan de bron kan worden genomen

Er wordt een nieuwe snelweg aangelegd. Deze komt vlak langs een woonwijk. De bewoners zijn bang voor geluidsoverlast. De overheid belooft echter dat er alles aan wordt gedaan om de geluidsoverlast te verminderen.

Noem een maatregel die tussen de bron en de ontvanger kan worden genomen.

Er wordt een nieuwe snelweg aangelegd. Deze komt vlak langs een woonwijk. De bewoners zijn bang voor geluidsoverlast. De overheid belooft echter dat er alles aan wordt gedaan om de geluidsoverlast te verminderen.

Noem een maatregel die bij de ontvanger kan worden genomen

Geleerden hebben ontdekt dat dolfijnen diep in de zee geluid maken en zo met elkaar ‘praten’.

Door welke tussenstof verplaatst het geluid van de dolfijnen zich?

Geleerden hebben ontdekt dat dolfijnen diep in de zee geluid maken en zo met elkaar ‘praten’.

In het dolfinarium roepen trainers de dolfijnen soms met behulp van een fluitje. Door welke tussenstoffen verplaatst het geluid zich dan?

Hiernaast zijn een viool (rechts) en een contrabas (links) getekend.

  

 Leg uit met welk van deze muziekinstrumenten je de laagste tonen kunt maken.

Hiernaast is het inwendige van het oor getekend.

 In welke richting beweegt het trommelvlies als de luchtdruk aan de buitenkant van het oor hoger wordt?

Het spraakgebied van de mens ligt in het gebied tussen 100 en 1000 Hz. Hiernaast zie je een audiogram an Hans.

 

Kan Hans in een gesprek zijn gesprekspartner goed verstaan of heeft hij een probleem? Leg je antwoord uit.

Langs snelwegen worden soms dikke aarden wallen aangelegd. Daar is behoorlijk veel ruimte voor nodig.

Op welke manier bestrijdt de geluidswal de geluidsoverlast voor omwonenden?

Langs snelwegen worden soms dikke aarden wallen aangelegd. Daar is behoorlijk veel ruimte voor nodig. Als er niet genoeg ruimte is voor een geluidswal, worden vaak geluidsschermen geplaatst.
Op welke manier bestrijdt een geluidsscherm de geluidsoverlast voor omwonenden?

Langs snelwegen worden soms dikke aarden wallen aangelegd. Daar is behoorlijk veel ruimte voor nodig. Als er niet genoeg ruimte is voor een geluidswal, worden vaak geluidsschermen geplaatst.
Welke eigenschappen moet een geluidsscherm hebben om de geluidsoverlast goed te bestrijden?