D-Toets hfst.3 Voorraad beheren

D-toets 
Hfst. 3 Voorraden beheren.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
profiel groenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

D-toets 
Hfst. 3 Voorraden beheren.

Slide 1 - Tekstslide

Welk product zou een tuincentrum het meest in voorraad hebben?
A
Grasmaaiers
B
Geraniums
C
Regentonnen
D
Tuintafels

Slide 2 - Quizvraag

Zal de voorraad in de volgende situatie groot of klein zijn?
Klein
Groot
Bij een actie
Tuingereedschap in de winter
Producten die weinig verkocht worden
Bloemenzaad in de lente

Slide 3 - Sleepvraag

Welke informatie vult een inkoper in op een bestelformulier?
A
Product en aantal
B
Product en omzetsnelheid
C
Product en verkoopprijs
D
Product en levertijd

Slide 4 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de voorraad van de groothandel als deze een verkooporder binnen krijgt van een kweker?
A
De voorraad wordt kleiner
B
De voorraad blijft gelijk
C
De voorraad wordt groter

Slide 5 - Quizvraag

Leg uit wat een manco is?

Slide 6 - Open vraag

Heb je de volgende gegevens van de klant nodig bij een bestelopdracht?
Wel
Niet
NAW gevens
Wijze van betalen
Aantal producten
Geboortedatum klant
Telefoonnummer klant

Slide 7 - Sleepvraag

De kosten van een voorraad worden bepaald door de 3 R's. Waar staan de 3 R's voor?
A
Rust, reinheid en regelmaat
B
Reputatie, relatie en ruil
C
Ruimte, rente en risico

Slide 8 - Quizvraag

Wat bedoelen ze met derving?
A
Verlies van voorraad door bederf
B
Verlies van voorraad door diefstal
C
Verlies van voorraad door breuk
D
Verlies van voorraad door bederf, diefstal of breuk

Slide 9 - Quizvraag

Wat is inventariseren?
A
Het tellen van de aanwezige voorraad
B
Het tellen van de winst

Slide 10 - Quizvraag

Waarmee kun je een order altijd terug vinden?
A
Naam van de klant
B
Orderregels
C
Ordernummer

Slide 11 - Quizvraag

Welke documenten moet de chauffeur bij zich hebben als hij bestellingen gaat rijden?
A
Vrachtbrief, pakbon en laadlijst
B
Vrachtbrief, bestellijst en pakbon
C
Voorraadkaart, pakbon en laadlijst

Slide 12 - Quizvraag

Wat staat er niet op een pakbon?

A
Opsomming van producten
B
Hoeveelheid aan producten
C
Artikelnummer
D
Prijs

Slide 13 - Quizvraag

Een chauffeur heeft 26 geladen plantenkarren in zijn vrachtauto. Deze zijn voor vier verschillende klanten.
Hoeveel vrachtbrieven heeft hij bij zich?
A
4
B
1
C
16
D
26

Slide 14 - Quizvraag

Ik moet 25 gieters bestellen. De besteleenheid is 5. Hoeveel moet ik bestellen?
A
25
B
5
C
3
D
1

Slide 15 - Quizvraag

Wat is Track & Trace? En waar wordt het voor gebruikt?

Slide 16 - Open vraag

Welke actie voert de winkelier uit als de voorraad onder het minimum is?
A
Hij neemt pauze
B
Hij gaat heel hard werken
C
Hij gaat bestellen
D
Hij neemt extra personeel aan

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een groothandel?
A
Een winkel
B
Een supermarkt
C
De Sligro
D
Een magazijn

Slide 18 - Quizvraag

Waarvoor dient een buffervoorraad?
A
Om een onverwachte vraag op te vangen
B
Om bedorven producten te vervangen
C
Om een grootverpakking aan te kunnen bieden
D
Om de prijs laag te houden

Slide 19 - Quizvraag

Waar werkt een orderpicker?
A
In de winkel
B
In de supermarkt
C
Bij de Sligro
D
In het magazijn

Slide 20 - Quizvraag

Welke is de detailhandel?
A
Winkel
B
Groothandel
C
Sligro
D
magazijn

Slide 21 - Quizvraag

Hoe heet de voorraad die we in de computer kunnen aflezen?
A
Vers producten
B
Echte voorraad
C
Uitgevallen voorraad
D
Administratieve voorraad

Slide 22 - Quizvraag

Wat hoeft er niet op een vrachtbrief te
staan?
A
Datum
B
Aantal colli voor een klant
C
De leverancier
D
Prijs

Slide 23 - Quizvraag

Wat staat er op een laaddock?
A
Vracht
B
De orderpicker
C
lege pallets

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide