In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Geschiedenis
Introductie
Les 4 Lodewijk XIV, een absoluut heerser
Geschiedenis
Slide 1 - Tekstslide
Wat is absolutisme?
A
Een vorm van regeren waarbij het parlement alle macht heeft.
B
Een vorm van regeren waarbij het volk alle macht heeft.
C
Een vorm van regeren waarbij de koning alle macht heeft.
D
Een vorm van regeren waarbij een dictator alle macht heeft.
Slide 2 - Quizvraag
Wat betekend: droit divin?
A
Goddelijke standenvergadering
B
Rechtgevende koning
C
Goddelijk recht om te regeren
D
Geestelijkheid is de eerste stand.
Slide 3 - Quizvraag
Door het Colbertisme...
A
stroomt je het geld van het binnenland naar het buitenland
B
stroomt het geld in beide richtingen
C
stroomt het geld van het buitenland naar het binnenland
Slide 4 - Quizvraag
welke bewering is juist?
A
In 1685 besloot Lodewijk het protestantisme te verbieden.
B
Lodewijk de XIV was een Hugonoot.
C
Lodewijk de XIV werd ook wel Napoleon Bonaparte genoemd.
D
Frankrijk heerste over veel gebieden in Noord-oost-Afrika.
Slide 5 - Quizvraag
Waarom was het terugtrekken van het Edict van Nantes een teken van absolutisme?
Slide 6 - Woordweb
Leerdoel
Je kunt gevolgen noemen van de absolute heerschappij van Lodewijk XIV.
Je weet wat de aanleiding is voor de Franse Revolutie.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
De slag bij Malpaquet in 1709 was een van de bloedigste veldslagen waar Lodewijk XIV bij betrokken was. Op één dag kwamen 20.000 mensen om. Het was een oorlog die niets opleverde en veel geld kostte. De vrouwen linksonder op de afbeelding ontdoen de lijken van hun kleren, voor hen is deze oorlog wel winstgevend.
Wat waren de ECONOMISCHE gevolgen van het absolutisme en de vele oorlogen voor de gewone mensen in Frankrijk?
Slide 9 - Tekstslide
Positief:
Lodewijk had de adel politiek buitenspel gezet.
De belasting inning verbeterd en de economie gemoderniseerd.
De Franse kunst en cultuur voorbeeld voor Europese vorsten.
Nadelig:
De hoge kosten van oorlogen
hofhouding en feesten zorgden voor steeds hogere belastingen boeren en burgers
Meer ontevredenheid bij burgers, boeren.
De gevolgen van de absolute heerschappij van Lodewijk
Slide 10 - Tekstslide
Misoogst
1788
Door mislukte oogsten waren de graanprijzen (en dus ook de prijs van brood) enorm gestegen. Er ontstonden zelfs hongersnoden.
Ondertussen moest de 3e stand wél veel belasting betalen.
Slide 11 - Tekstslide
Frankrijk gaat failliet
mei 1789
Feesten, paleizen, bestuur en oorlogen kosten heel veel geld, maar het geld is op.
Koning Lodewijk XVI wil graag meer geld hebben, en roept daarom (voor het eerst in 175 jaar) de Staten-Generaal bij elkaar. De vergadering van de 3 standen.
Slide 12 - Tekstslide
Staten Generaal
Slide 13 - Tekstslide
Staten Generaal
Slide 14 - Tekstslide
Wat is geen kenmerk van het absolutisme?
A
De vorst moet verantwoording afleggen aan het parlement.
B
Het is de plicht van de onderdanen de vorst zonder vragen te stellen te gehoorzamen
C
De vorst en zijn onderdanen vinden dat God de vorst heeft aangesteld om het land te besturen.
D
De vorst bezit alle macht in een staat.
Slide 15 - Quizvraag
Wat was het colbertisme van Lodewijk XIV?
A
De handel moet zo vrij mogelijk zijn. Dan wordt er veel geld verdiend.
B
De Franse handel wordt beschermd. Fransen mogen wel naar het buitenland handelen maar niet andersom.
C
Alleen de koning mocht spullen en producten verkopen.
D
De officiële godsdienst was het katholieke geloof. De protestanten/Hugenoten mochten geen handel drijven.
Slide 16 - Quizvraag
Lodewijk XV & Lodewijk XVI geloofden ook in het idee van droit divin, net zoals Lodewijk XIV
Is dit een voorbeeld van continuïteit of verandering
A
Continuïteit
B
Verandering
Slide 17 - Quizvraag
Wat was de aanleiding voor het bijeenroepen van de Staten generaal?
A
grote onvrede onder de 3e stand
B
onrust die ontstond door de hongersnood
C
de verlichting
D
dat de regering blut was
Slide 18 - Quizvraag
Lodewijk XVI riep de Staten-Generaal bij elkaar in 1789. Wat is de Staten-Generaal?
A
Een vergadering met vertegenwoordigers uit de 1e en 2e stand.
B
Een vergadering met vertegenwoordigers uit de 1e, 2e en 3e stand.
C
Een vergadering met vertegenwoordigers uit de 3e stand.
D
Een vergadering met vertegenwoordigers uit de 2e stand.