2KGT project three introduction; review comparison, present simple

Wat weet jij van de trappen
van vergelijking
(Vul ALTIJD iets in)
1 / 20
volgende
Slide 1: Woordweb
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat weet jij van de trappen
van vergelijking
(Vul ALTIJD iets in)

Slide 1 - Woordweb

slim - slimmer - slimst

  1. Ik ben slim.
  2. Jij bent slimmer.
  3. En hij is het slimst.

Let op de dubbelzetter!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Exceptions
Good/Well                         Better                             Best
Bad/ ill                                 Worse                            Worst
Much/Many                      More                               Most
Little (=klein)                    Smaller                          Smallest
Little (=weinig)                Less                                Least

Slide 6 - Tekstslide

Use the right comparison:
> (smart) He is _____than the baby.

Slide 7 - Open vraag

Use the right comparison:
>> (quick) She is the _____ dog.

Slide 8 - Open vraag

Use the right comparison:
> (ugly) Is my handwriting ______ than yours?

Slide 9 - Open vraag

Use the right comparison:
Judy's homework is _______ (difficult) of them all.

Slide 10 - Open vraag

Use the correct form of comparison: His illness is _________ (problematic) John's.

Slide 11 - Open vraag

Wanneer gebruik je de present simple? (Gebruik 3 woorden)
timer
0:15

Slide 12 - Open vraag

Hoe vervoeg je de regelmatige werkwoorden in de present simple? (zonder uitzonderingen)
timer
0:15

Slide 13 - Open vraag

Er zijn uitzonderingen bij He, She and It. Welke?
A
Je vervoegd de infinitive met 'ed'
B
De stelling is niet waar; er zijn geen uitzonderingen.
C
Bij He, She and It komt er een 's' achter de infinitive
D
Bij He, She and It komt er een 's', 'es', achter de infinitive.

Slide 14 - Quizvraag

Present Simple: He ______ (to visit) his grandma every week.

Slide 15 - Open vraag

Present simple : I ___ (have) a problem with this assignment.

Slide 16 - Open vraag

Present simple : My sister ____ (to walk) to school every day.

Slide 17 - Open vraag

Present Simple: The police ___ (to try) to stop the criminal.

Slide 18 - Open vraag

Present simple : I ___ (to be) a student at Zone.college.

Slide 19 - Open vraag

Hoe heb je deze test gemaakt, en wat vond je van de test?

Slide 20 - Open vraag