Hoofdstuk 4 .2

4.2 Aan de slag!
Pagina 104


timer
1:00
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

4.2 Aan de slag!
Pagina 104


timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Na afloop van deze les ken/kan ik ...
  1. ....uitleggen wat een arbeidsovereenkomst is
  2. ....uitleggen wat een CAO is
  3. ... uitleggen wat een proeftijd is
  4. ....uitleggen wat bruto- en nettoloon  is
  5. ... uitleggen wat een minimumloon is
  6. ... uitleggen wat een arbowet is
  7. ... uitleggen wat een arbeidstijdenwet is

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Arbeidsovereenkomst
Ook wel genoemd arbeidscontract. 
Hier staat in:
  • Wat voor werk ga je doen
  • Arbeidsvoorwaarden oa:
  • Hoeveel uur ga je per week werken
  • Wat is je loon
  • Hoeveel vakantiedagen heb je recht op.

Slide 4 - Tekstslide

In je arbeidsovereenkomst staat:
A
Loonschalen
B
Regels over opzegtermijn.
C
Hoeveel uur je werkt.
D
Hoeveel dagen vrij bij een huwelijk.

Slide 5 - Quizvraag

Proeftijd

Slide 6 - Tekstslide

Proeftijd
  • staat in je arbeidsovereenkomst
  • 1 of 2 maanden
  • bij een contract van 6 maanden geen proeftijd
  • in de proeftijd kun je ook zelf het contract opzeggen

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een proeftijd
A
vacature
B
een periode waarin de werkgever en werknemer kijken of het ze met elkaar verder gaan
C
werk waarvoor geen opleiding is
D
loon dat op de bank komt

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

CAO = Collectieve Arbeids Overeenkomst
In de cao staan afspraken die gelden voor iedereen in één bedrijfstak.

Een bedrijfstak is een groep bedrijven van gelijke soort. 

Bijvoorbeeld horeca, bouw of gezondheidszorg.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Nettoloon berekenen
Je berekent het nettoloon op de volgende manier:

Brutoloon - (loonbelasting+sociale premies) = Nettoloon

Slide 12 - Tekstslide

Shamiro krijgt maandelijks €1350 loon op zijn rekening gestort. Voordat hij dit bedrag ontvangt is er nog 150 euro loonbelasting en 100 euro sociale premies ingehouden

hoeveel is het brutoloon?
A
1350
B
1450
C
1600
D
1500

Slide 13 - Quizvraag

Mevrouw Meijerink verdient €1995,- bruto per maand. De loonbelasting bedraagt €145,50 en de sociale premies €35,20. Bereken haar nettoloon.
A
€1815,-
B
€2175,70
C
€1814,30
D
€1849,50

Slide 14 - Quizvraag

Het nettoloon van de heer Roeberts is €2995,- De loonbelasting bedraagt €184,50 en de sociale premies €95,95. Bereken het brutoloon van de heer Roeberts.
A
€2714,55
B
€3275,45
C
€2810,50
D
€3275,50

Slide 15 - Quizvraag

Arbowet

De Arbeidsomstandighedenwet is een Nederlandse wet die regels bevat voor werkgevers en werknemers om de gezondheid, de veiligheid en het welzijn van werknemers en zelfstandig ondernemers te bevorderen. Het doel is om ongevallen en ziekten, veroorzaakt door het werk, te voorkomen.

Slide 16 - Tekstslide

Welke regels vallen niet onder de Arbowet?
A
een helm
B
ergonomische bureaustoel
C
goed geventileerde werkruimte
D
koffiepauze als je meer dan 4 uren werkt

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

In een land bestaat de beroepsbevolking uit 5.500.000 mensen. 430.000 mensen zijn ongewild werkloos.
Hoeveel procent van de beroepsbevolking is werkloos?

Slide 19 - Open vraag

werknemer
werkgever
aanbod van arbeid
vraag naar arbeid

Slide 20 - Sleepvraag

Maak:
Blz. 104 tm 107 
rekenen blz. 122: som 6 tm 12

Slide 21 - Tekstslide

4.2 Aan de slag!
1 - werknemer
   - werknemer
   - werkgever
2 cao: collectieve arbeidsovereenkomst
3 B
4 C en D
5 onjuist
    onjuist
    juist




Slide 22 - Tekstslide

4.2 Aan de slag!
6 € 2.750 – (€ 595 + € 122) = € 2.033

7 € 593,04 ÷ 56 = € 10,59
8 € 593,04 − € 143,36 = € 449,68
9 Bijvoorbeeld:
- Het minimumloon moet genoeg zijn om rond te komen. Jongeren hebben minder nodig.
- Jongeren moeten nog veel leren en ervaring opdoen in hun werk.



Slide 23 - Tekstslide

4.2 Aan de slag!
10 a (a) 72,5 ÷ 100 × € 1.507,80 = € 1.093,16
          (b) 61,5 ÷ 100 × € 1.507,80 = € 927,30
      b  (c) € 791,60 × 12 ÷ 52 = € 182,68
          (d) € 686,05 × 12 ÷ 52 = € 158,32
       c (e) € 520,20 ÷ € 1.507,80 × 100 = 34,5%
           (f) € 452,35 ÷ € 1.507,80 × 100 = 30%

Slide 24 - Tekstslide

4.2 Aan de slag!
11 Antwoord afhankelijk van je leeftijd:
- Als je 15 bent: € 104,40 per week; dat is € 104,40 ÷ 38 = € 2,75 per uur
- Als je 16 bent: € 120,05 per week; dat is € 120,05 ÷ 38 = € 3,16 per uur
- Als je 17 bent: € 137,45 per week; dat is € 137,45 ÷ 38 = € 3,62 per uur
12 a Arbowet
b Bijvoorbeeld:
- felgekleurde kleding met reflecterende strepen
- gehoorbeschermers
- een stopsignaal voor naderende treinen.


Slide 25 - Tekstslide

4.2 Aan de slag!
13 - Arbowet
      - Arbeidstijdenwet
      - Arbeidstijdenwet
       - Arbowet

Slide 26 - Tekstslide

Samenvatting
Een werkgever en een werknemer sluiten samen een arbeidsovereenkomst. Hierin staan de afspraken over het aantal uren, het loon en het soort werk. In een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) staan de regels die gelden voor een groep dezelfde bedrijven. Voor een nieuwe baan spreek je een proeftijd af om te kijken of het bevalt. Het loon dat je afspreekt, is je brutoloon. Wat je op je rekening krijgt, is je nettoloon. Je verdient minimaal het minimumloon. Voor jongeren geldt het minimumjeugdloon. Ook de Arbowet en de Arbeidstijdenwet beschermen de werknemer.

Slide 27 - Tekstslide

Rekenen
6 A

7a € 1.157 ─ (€ 435 + € 80) = € 642
b 5 ÷ 100 × € 435 = € 21,75 minder loonbelasting.
De loonbelasting wordt € 435 – € 21,75 = € 413,25
Haar nettoloon wordt € 1.157 ─ (€ 413,25 + € 80) = € 663,75
8 Het brutoloon bedraagt € 1.220 + € 320 + € 115 = € 1.655
9 € 1.692 − € 1.175 = € 517





Slide 28 - Tekstslide

Rekenen
10 a € 251,25 ─ € 213,15 = € 38,10
b € 251,25 × 52 ÷ 12 = € 1.088,75 per maand11 Het minimum maandloon is € 1.088,75 (zie vraag 10b).
15 ÷ 100 × € 1.088,75 = € 163,31
Haar nieuwe maandloon wordt € 1.088,75 + € 163,31 = € 1.252,06
12 a 38 × € 23,15 = € 879,70
b 30 × € 23,15 = € 694,50
(€ 879,70 ─ € 694,50) ÷ € 879,70 × 100 = 21,1% omlaag



Slide 29 - Tekstslide