Leestekens les 1 van 7 3B/K

Welkom! 
Telefoon in de koffer
Jas aan de kapstok

Op tafel: werkende laptop !
Tassen op de grond
Geen eten of drinken!

timer
5:00
Socialiseren
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom! 
Telefoon in de koffer
Jas aan de kapstok

Op tafel: werkende laptop !
Tassen op de grond
Geen eten of drinken!

timer
5:00
Socialiseren

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
  • Samen lezen
  • Instructie Taalverzorging pta #320 
  • Zelfstandig werken
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
Samen lezen we het boekfragment "het ongemakkelijke dagboek van Henry K. Larsen".
timer
7:00

Slide 3 - Tekstslide

LESDOEL

Aan het einde van de les kun je: 

-  punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's gebruiken.


-  dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij een citaat.

Slide 4 - Tekstslide

PTA #320 Taalverzorging
Je maakt een nieuwe map aan in je hoofdmap ‘Nederlands’ op de OneDrive. Deze map geef je de naam: Taalverzorging.
Je krijgt elke les een korte instructie over elk onderdeel. Daarna kun je meedoen met de verlengde instructie of je maakt zelfstandig of samen de opdrachten in het boekje.

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg PTA #320 Taalverzorging
We besteden 7 lessen aan de uitleg en het oefenen van de lesstof.
In lesuur 8 wordt het PTA afgenomen #320

Zelfstandig of samen: Je leest de uitleg bij elk onderdeel goed door en daarna maak je de bijbehorende opdrachten. Je kijkt daarna deze opdrachten na m.b.v. een antwoordenblad.

Slide 6 - Tekstslide

UItleg PTA #320 Taalverzorging
Onderdelen: 
1. Leestekens
2. Tegenwoordige en verleden tijd
3. Samengestelde zinnen
4. De persoonsvorm in samengestelde zinnen
5. De persoonsvorm: enkelvoud of meervoud?
6. Voltooid deelwoord

Slide 7 - Tekstslide

1. Leestekens
Leestekens zorgen ervoor dat je een tekst makkelijker leest. 
Als je een leesteken vergeet of verkeerd gebruikt, maak je een spelfout. 

Slide 8 - Tekstslide

Weet je nog?
Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 9 - Open vraag

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van winkels
B
Familienamen
C
Namen van maanden
D
Namen van musea

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer gebruik je géén hoofdletter?
A
Namen van feestdagen
B
Namen van jaargetijden
C
Namen van personen
D
Namen van bedrijven

Slide 11 - Quizvraag

Lees de tekst.

Slide 12 - Tekstslide

Wat moet op de plek van nummer 1 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 13 - Quizvraag

Wat moet op de plek van nummer 2 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 14 - Quizvraag

Wat moet op de plek van nummer 3 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 15 - Quizvraag

Wat moet op de plek van nummer 4 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 16 - Quizvraag

Wat moet op de plek van nummer 5 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 17 - Quizvraag

Wat moet op de plek van nummer 6 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 18 - Quizvraag

Wat moet op de plek van nummer 7 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 19 - Quizvraag

Wat moet op de plek van nummer 8 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 20 - Quizvraag

Wat moet op de plek van nummer 9 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 21 - Quizvraag

Wat moet op de plek van nummer 10 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 22 - Quizvraag

Wat moet op de plek van nummer 11 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 23 - Quizvraag

Wat moet op de plek van nummer 12 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 24 - Quizvraag

Wat moet op de plek van nummer 13 staan?
A
punt
B
vraagteken
C
uitroepteken
D
komma

Slide 25 - Quizvraag

Welkom bij Nederlands!
Jas aan de kapstok
Telefoon in de koffer

Pak je blauwe map en neem plaats. 
timer
5:00

Slide 26 - Tekstslide

LEESTEKENS (1)

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

Slide 27 - Tekstslide

PUNTEN

- Aan het einde van een zin


Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.

Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 28 - Tekstslide

VRAAGTEKENS

- Aan het einde van een vraagzin


Tot hoe laat ben jij vanmiddag op school?

'Neem jij mijn tas mee?' vroeg Martijn.

Wanneer geen vraagteken?

Bij een indirecte vraag gebruik je géén vraagteken.

Ik zou graag weten, wanneer je op school komt.

Slide 29 - Tekstslide

UITROEPTEKENS (1)

- Om aan te geven dat iemand luid roept


'Ik ben beneden!' klonk het vanuit de kelder.



Slide 30 - Tekstslide

UITROEPTEKENS (2)

- Om een bevel of waarschuwing aan te geven


Halt, of ik schiet!

Stop!

Kom hier!



Slide 31 - Tekstslide

KOMMA'S

- Maakt een zin overzichtelijker

- Staat op de plaats waar je bij hardop lezen even een rust neemt



Slide 32 - Tekstslide

KOMMA'S (1)

- Als pauzeteken in een zin


Onze hond eet erg veel, toch is hij niet dik.



Slide 33 - Tekstslide

KOMMA'S (2)

- Tussen de delen van een opsomming


Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille, bosvruchten en cookie&caramel.



Slide 34 - Tekstslide

KOMMA'S (3)

- Tussen twee persoonsvormen


Als je fietsband lek is, moet je ervoor zorgen dat het gemaakt wordt.



Slide 35 - Tekstslide

KOMMA'S (4)

- Na een naam of uitroep aan het begin van een zin


Sacha, waar staat de appelmoes?



Slide 36 - Tekstslide

LEESTEKENS (2)


- dubbele punt bij een citaat

- aanhalingstekens bij een citaat

Slide 37 - Tekstslide

Weet jij nog wat een citaat is?

Slide 38 - Open vraag

CITAAT

- Iemands woorden letterlijk opschrijven

- Staat altijd tussen aanhalingstekens

- Begint altijd met een hoofdletter




Slide 39 - Tekstslide

AANHALINGSTEKENS bij citaat

- Een citaat staat altijd tussen aanhalingstekens


Selma zei: 'Ik vond die film erg goed!'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Slide 40 - Tekstslide

DUBBELE PUNT bij citaat

- Een dubbele punt wordt voor het citaat gebruikt


Selma zei: 'Ik vond die film erg goed!'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Hoofdletter
Na de dubbele punt volgt normaal nooit een hoofdletter. Een citaat wordt wel met een hoofdletter geschreven. Na een dubbele punt bij een citaat gebruik je WEL een hoofdletter!

Slide 41 - Tekstslide

HOOFDLETTER bij citaat

- Na de dubbele punt volgt normaal nooit een hoofdletter. Een citaat wordt wel met een hoofdletter geschreven. Na een dubbele punt bij een citaat gebruik je WEL een hoofdletter!

Selma zei: 'Ik vond die film erg goed!'



Slide 42 - Tekstslide

‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad!
A
Goed
B
Fout

Slide 43 - Quizvraag

Fernando vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout

Slide 44 - Quizvraag

Marly zei tegen Waldo: ‘Ik kan je niet vinden.’
A
Goed
B
Fout

Slide 45 - Quizvraag

Het jongetje vroeg aan zijn moeder: ‘Zijn we er bijna’?
A
Goed
B
Fout

Slide 46 - Quizvraag

Thomas zei ‘Daar heb ik geen zin in.’
A
Goed
B
Fout

Slide 47 - Quizvraag

De jongen riep: ‘Maurice, wacht even!’
A
Goed
B
Fout

Slide 48 - Quizvraag

GELEERD

LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN

- je kunt punten, vraagtekens, uitroeptekens en komma's gebruiken

- je kunt dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij een citaat

Slide 49 - Tekstslide

ZW
Jullie gaan zelfstandig aan het werk met het boekje dat jullie van mij hebben gekregen. Stop deze in de blauwe map. Als je een opdracht klaar hebt, kom je bij mij om de opdracht na te kijken. Dit doe je bij mij aan tafel, alleen of met z'n tweeën.

Slide 50 - Tekstslide

Evaluatie
Wat ging goed?
Wat ging nog niet zo goed?
Heb je goed door kunnen werken aan de odprachten?

Slide 51 - Tekstslide